1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Afdeling bestuursrechtspraak over inbrengwaarde in exploitatieplan: taxatie van onafhankelijk deskundige én onderbouwing complexwaarde aangewezen

Afdeling bestuursrechtspraak over inbrengwaarde in exploitatieplan: taxatie van onafhankelijk deskundige én onderbouwing complexwaarde aangewezen

In een andere uitspraak van 9 februari 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld over de vaststelling van de inbrengwaarden in een exploitatieplan van de gemeente Nunspeet.De Afdeling stelt voorop dat niet in geding is dat de inbrengwaarde van de gronden in dit geval vastgesteld kan worden met overeenkomstige toepassing van de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet. Dit betekent dat bij het vaststellen van de inbrengwaarde moet worden uitgegaan van de zogeheten verkee...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 09 februari 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een andere uitspraak van 9 februari 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geoordeeld over de vaststelling van de inbrengwaarden in een exploitatieplan van de gemeente Nunspeet.

De Afdeling stelt voorop dat niet in geding is dat de inbrengwaarde van de gronden in dit geval vastgesteld kan worden met overeenkomstige toepassing van de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet. Dit betekent dat bij het vaststellen van de inbrengwaarde moet worden uitgegaan van de zogeheten verkeerswaarde van de gronden en niet van de werkelijk betaalde prijs voor de gronden. Bij de raming van de inbrengwaarde is de raad echter uitgegaan van recente aankopen van agrarische gronden in de omgeving. De prijs van recente aankopen kan weliswaar worden betrokken bij de raming van de inbrengwaarde, maar hoeft niet zonder meer gelijk te zijn aan de verkeerswaarde van de onderhavige gronden. Weliswaar is in de toelichting op het exploitatieplan vermeld dat voor de inbrengwaarde van de gronden in het exploitatieplangebied van een zogeheten complexwaarde is uitgegaan die is gebaseerd op recente aankopen, maar het plan noch de toelichting verschaffen inzicht om welke aankopen het gaat en waaruit de aankoopprijs bestond.
Kortom: de complexwaarde moet in de toelichting op het exploitatieplan goed worden onderbouwd!



Dit klemt volgens de Afdeling te meer, nu de raad de raming niet heeft laten taxeren door een onafhankelijke deskundige. Ter zitting heeft de raad verklaard dat hij de agrarische gronden niet heeft laten taxeren, maar hiervoor mondeling een rentmeester heeft geraadpleegd. Gelet op de betekenis die de raming van de inbrengwaarden als kostensoort heeft voor de berekening van de verschuldigde exploitatiebijdrage, het belastende karakter dat aldus aan het exploitatieplan moet worden toegekend en de omstandigheid dat bij het ramen een zekere beoordelingsmarge bestaat, acht de Afdeling taxatie van de bij het exploitatieplan betrokken gronden in beginsel aangewezen. Steun voor die opvatting kan worden gevonden in de geschiedenis van totstandkoming van de wet tot Wijziging van de Wet ruimtelijke ordening inzake grondexploitatie (Kamerstukken I, 2006-2007, 30 218 D en de Nota van toelichting bij artikel 6.2.3 van het Bro (Stb. 2008, 145; blz. 70-71) waaruit kan worden afgeleid dat de inbrengwaarde van percelen naar de bedoeling van de wetgever door een onafhankelijke deskundige dient te worden getaxeerd. De Afdeling ziet geen aanleiding in dit geval van het uitgangspunt van taxatie af te wijken.

Nu de raming van de inbrengwaarde van de gronden in het exploitatiegebied niet is gebaseerd op een schriftelijk, gemotiveerd advies van een onafhankelijke deskundige, die heeft geraamd overeenkomstig de artikelen 40b tot en met 40f van de onteigeningswet, en waarin is uiteengezet op basis waarvan de inbrengwaarde is geraamd, heeft de raad volgens de Afdeling nagelaten bij de voorbereiding van het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Gelet op de samenhang tussen de om die reden vernietigde delen van het exploitatieplan en de overige delen van het exploitatieplan, ziet de Afdeling aanleiding het besluit tot vaststelling van het exploitatieplan voor het overige eveneens te vernietigen.

Net als in de Beverwijkse uitspraak van 9 februari 2011 ziet de Afdeling geen aanleiding vanwege de vernietiging van het exploitatieplan eveneens het bestemmingsplan te vernietigen. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de wet daartoe niet verplicht. Bovendien voorziet het bestemmingsplan voor zover het betreft aangewezen bouwplannen in een uit te werken bestemming in samenhang met een bouwverbod waarvan - behoudens de in overweging 2.6. genoemde nader te bepalen afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van bestaande bouwwerken voor de gronden van [appellant] - niet kan worden afgeweken. Derhalve kunnen geen omgevingsvergunningen voor het bouwen worden verleend totdat het uitwerkingsplan onherroepelijk is geworden. Ook in deze uitspraak bepaalt de Afdeling een termijn van 26 weken voor het opnieuw besluiten over de vaststelling van een exploitatieplan.