1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Begunstigingstermijn van invloed op aanvang verjaring bevoegdheid tot invordering verbeurde dwangsom

Begunstigingstermijn van invloed op aanvang verjaring bevoegdheid tot invordering verbeurde dwangsom

Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel hebben in 2000 een vergunning verleend ingevolge de Wet milieubeheer ten behoeve van de exploitatie van een bedrijf voor het wassen en breken van ballastgrind. Bij een in 2001 uitgevoerde controle is geconstateerd dat het bedrijf op tal van onderdelen in strijd handelde met de milieuvergunning. In 2002 heeft Gedeputeerde Staten verzocht de overtredingen te beëindigen en aangekondigd dat handhavend zou worden opgetreden als hieraan geen gehoor zo...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 07 september 2011
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel hebben in 2000 een vergunning verleend ingevolge de Wet milieubeheer ten behoeve van de exploitatie van een bedrijf voor het wassen en breken van ballastgrind. Bij een in 2001 uitgevoerde controle is geconstateerd dat het bedrijf op tal van onderdelen in strijd handelde met de milieuvergunning. In 2002 heeft Gedeputeerde Staten verzocht de overtredingen te beëindigen en aangekondigd dat handhavend zou worden opgetreden als hieraan geen gehoor zou worden gegeven. Nadat bij verschillende controles bleek dat de overtredingen niet waren beëindigd is een last onder dwangsom opgelegd, waarin de dwangsom was bepaald op € 100.000,- per maand (met een maximum van € 300.000,-). Het door het bedrijf ingestelde bezwaar heeft ertoe geleid dat er alsnog een begunstigingstermijn werd gegeven tot en met 15 april 2003. Nadat was geconstateerd dat na afloop van de begunstigingstermijn nog sprake was van een overtreding zijn Gedeputeerde Staten overgegaan tot invordering van de maximaal verbeurde dwangsommen. In de gerechtelijke procedure die volgt staat de verjaring van de bevoegdheid tot invordering van de eerste van de drie verbeurde dwangsommen centraal. De Hoge Raad heeft zich hierover uitgelaten in de uitspraak van 8 juli 2011 (LJN: BQ5076).

Het bedrijf stelt zich op het standpunt dat de bevoegdheid tot invordering van de eerste dwangsom is verjaard omdat die dwangsom op 15 april 2003 is verbeurd en stuiting van de verjaring eerst heeft plaatsgevonden bij brief van 23 oktober 2003. Artikel 5:35 (oud) Awb bepaalt dat de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van zes maanden. Het Hof heeft overwogen dat de eerste dwangsom niet werd verbeurd op 15 april 2003, maar op 15 mei 2003. Volgens het Hof was immers pas op laatstgenoemde datum, met inachtneming van de tot 15 april 2003 lopende begunstigingstermijn, voor het eerst gedurende één hele maand niet aan het voorschrift voldaan. De Hoge Raad overweegt dat de Provincie in de dwangsombeschikking de dwangsom heeft vastgesteld op een bedrag per tijdseenheid dat de last niet is uitgevoerd. Art. 5:32 lid 4 (oud) Awb moet aldus worden uitgelegd dat eerst als gedurende een maand niet aan de last is voldaan, de dwangsom wordt verbeurd.
Nu de begunstigingstermijn afliep op 15 april 2003, is de dwangsom van € 100.000 dus verbeurd op het moment dat een maand is verstreken zonder dat de last is uitgevoerd, dus op 15 mei 2003. De Hoge Raad acht het oordeel van het hof is juist en de bevoegdheid tot invordering van de eerst verbeurde dwangsom is niet verjaard.