1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De Noord-Zuidlijn: planschade of nadeelcompensatie; bindende dwarsprofielen en berekeningsmethode

De Noord-Zuidlijn: planschade of nadeelcompensatie; bindende dwarsprofielen en berekeningsmethode

In zijn tussenuitspraak van 6 januari 2012 (LJN: BV0300) heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: ‘rechtbank’) zich uitgelaten over het vergoeden van planschade of nadeelcompensatie en over de rekenmethoden die de gemeente Amsterdam hanteert bij de vaststelling van nadeelcompensatie. Over de keuze tussen planschade en nadeelcompensatie en over de rekenles van de rechtbank kunt u hierna meer lezen.FeitenDe Noord-Zuidlijn kan met recht een hoofdpijndossier van de gemeente Amsterdam worden genoemd....
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 13 januari 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In zijn tussenuitspraak van 6 januari 2012 (LJN: BV0300) heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: ‘rechtbank’) zich uitgelaten over het vergoeden van planschade of nadeelcompensatie en over de rekenmethoden die de gemeente Amsterdam hanteert bij de vaststelling van nadeelcompensatie. Over de keuze tussen planschade en nadeelcompensatie en over de rekenles van de rechtbank kunt u hierna meer lezen.

Feiten
De Noord-Zuidlijn kan met recht een hoofdpijndossier van de gemeente Amsterdam worden genoemd. De nieuwe metrolijn is zowel qua tijd als kosten al behoorlijk uitgelopen en de schade die panden aan de Vijzelgracht ondervonden van het boorwerk haalde uitgebreid het nieuws.
In deze zaak gaat het ook om schade geleden ten gevolge van de Noord-Zuidlijn. Eiseres exploiteert twee tankstations langs de Nieuwe Leeuwarderweg in Amsterdam, waar in 2005 en 2006 werkzaamheden plaatsvinden voor het tot stand brengen van de Noord-Zuidlijn. Door de werkzaamheden is de bereikbaarheid van de tankstations verslechterd en is het verkeer ter plaatse afgenomen. Daardoor is het aantal bezoekers van de tankstations gedaald en lijdt eiseres schade. De vraag is echter hoe deze schade dient te worden gekwalificeerd en hoe de schade dient te worden berekend.

Planschade of nadeelcompensatie
Eiseres is, conform het advies van de Schadecommissie Noord-Zuidlijn op grond van de Verordening Nadeelcompensatie en Planschade Noord-Zuidlijn (hierna: ‘Verordening’), een vergoeding van nadeelcompensatie toegekend van €45.178,- voor het jaar 2005 en €120.546,- voor het jaar 2006. Eiseres heeft in beroep gesteld dat ten onrechte geen planschade maar nadeelcompensatie is toegekend. Het vroegere planologische regime (uit 1961) bevatte een bindend wegprofiel en dat voorzag niet in verdiepte aanleg van de Noord-Zuidlijn. Door de artikel 19-vrijstelling zou dan een relevante planologische wijziging optreden, waardoor planschade dient te worden toegekend.

De gemeente stelde daartegenover dat het bewuste tracégedeelte voorafgaand aan het in werking treden van het nieuwe planologische regime al was opgenomen in het oude planologische regime. Het oude plan maakte de realisering mogelijk van wegen en tramlijnen met een tracébreedte van 54 meter. Het dwarsprofiel op de plankaart is volgens de gemeente niet bindend omdat het plan geen voorschriften bevatte die verwijzen naar het dwarsprofiel. Gemeente verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) van 30 mei 1997 (AB 1997, 363), waarin de Afdeling een omslag heeft gemaakt. In die casus was de Afdeling van oordeel het dwarsprofiel geen bindend karakter heeft, omdat het plan geen voorschriften over het dwarsprofiel bevatte.

De Stab adviseert hierover dat de aanleg van de Noord-Zuidlijn op grond van het oude planologische regime niet mogelijk was, omdat het dwarsprofiel destijds volgens de (toen geldende) jurisprudentie bindende werking had. Deze jurisprudentie is pas in 1997, bij bovengenoemde uitspraak gewijzigd.

De rechtbank oordeelt anders dan de Stab. Namelijk dat gelet op bovengenoemde uitspraak van de Afdeling dat, nu het oude planologische regime geen voorschiften bevatte over het dwarsprofiel, dit geen bindend karakter heeft. Ook als hier sprake is van een omslag in de jurisprudentie, betekent dit rechtens dat dit altijd zo geacht moet worden te zijn geweest. Dit betekent dat het oude planologische regime zich niet verzette tegen verdiepte aanleg van de trambaan. Nu het oude plan verder al voorzag in een verkeerstracé van 50 meter breed kan bovendien niet worden gesteld dat door het nieuwe plan en door de artikel 19-vrijstelling een relevante planologische wijziging optreedt. De rechtbank ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat de gemeente planschade in plaats van nadeelcompensatie had moeten toekennen.

Rekenen met de rechtbank
De rechtbank constateert een aantal gebreken bij het uitrekenen van de door de gemeente toe te kennen vergoeding.

Allereerst is de rechtbank van oordeel dat de gemeente een onjuiste referentieperiode voor het schadejaar 2005 heeft gehanteerd. Gemeente heeft de vijf voorgaande jaargangen, te weten 2000-2004 als referentiejaren gebruikt, maar had het jaar 2000 buiten beschouwing moeten laten. Door de langdurige afsluiting van de (nabijgelegen) IJ-tunnel in 2000, als gevolg waarvan sprake was van een bijzonder ongunstig jaar, had moeten worden uitgegaan van de omzet in de referentiejaren 2001 tot en met 2004.

Verder heeft de rechtbank zich uitgelaten over de brutowinstmarges op brandstofverkopen. Partijen zijn het erover eens dat de brutowinstmarges in de schadejaren 2005 en 2006 aanzienlijk lager zijn dan in de referentieperiode 2001-2004. Partijen verschillen echter van mening over de oorzaak van deze daling. Bij de omzetbenadering is het gebruikelijk dat het gemiddelde brutowinstpercentage over de referentieperiode beschouwd wordt als het te verwachten brutowinstpercentage in de schadejaren en daarom als uitgangspunt wordt genomen.
De gemeente had betoogd dat de daling van de brutomarges op de behaalde omzet van eiseres gelijk is aan de daling bij concurrenten en daarom het gevolg is van een in groter verband optredende druk op de brutowinstmarges. De gemeente betwist dus het causaal verband tussen de omzetdaling en de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn.
De rechtbank is echter van oordeel dat de brutowinstmarges pas voor het eerst in de schadejaren zijn gedaald en dat de gemeetne niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit ook in het concrete geval van eiseres is toe te schrijven aan een in groter verband optredende druk op de brutowinstmarges van benzinestations. Om die reden moet volgens de rechtbank het causaal verband tussen de daling van de brutowinstmarges en de aanleg van de Noord-Zuidlijn aannemelijk worden geacht.
Een zelfde oordeel heeft de rechtbank ten aanzien van de gedaalde shopverkopen.

De rechtbank heeft zich ook nog uitgelaten over de kostenbesparingen. Bij de omzetbenadering is het gebruikelijk om op de berekende gederfde brutowinst kostenbesparingen in mindering te brengen. Hierbij worden de gemiddelde geïndexeerde kosten over de referentiejaren vergeleken met de kosten in de schadejaren. Minder bezoekers aan de tankstations leveren immers niet alleen een lagere omzet op, maar ook kostenbesparingen zoals bijvoorbeeld lagere personeelskosten. Door het mindere werk kan immers personeel verdwijnen. Om deze kostenbesparingen in mindering te kunnen brengen moeten ze echter wel het gevolg zijn geweest van de schadegebeurtenis.
De personeelskosten, verkoopkosten en de exploitatievergoeding zijn in de schadejaren lager ten opzichte van de referentiejaren en de rechtbank acht het aannemelijk dat deze kostenbesparing samenhangt met de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Bij de huisvestingskosten en de algemene kosten daarentegen, is er geen sprake geweest van een daling in de schadejaren, maar juist van een stijging. In navolging van de Stab is het de rechtbank dan ook niet duidelijk waarom de gemeente ter zake is uitgegaan van een besparing. Tevens geeft de rechtbank de gemeente mee dat zij bij een nieuwe schadeberekening moet onderzoeken of de variabele bedragen wel geïndexeerd moeten worden. Eiseres geeft hierover immers aan de variabele kosten rechtstreeks samenhangen met de omzet in liters en volgen uit haar contract met BP. Dit levert volgens eiseres een lagere besparing op dan door verweerder is berekend.

Tot slot laat de rechtbank zich nog uit over de kosten van juridische en deskundige bijstand. Eiseres heeft voor kosten een forfaitaire vergoeding van €1500 toegekend gekregen, maar dit bedrag valt in het niet bij de daadwerkelijke kosten. Eiseres heeft €70.663,12 aan kosten van deskundige rechtsbijstand gemaakt en €20.839,88 aan kosten van de accountant. Volgens eiseres zijn dit redelijke kosten gezien de gecompliceerdheid en financiële belang.
De rechtbank ziet echter geen grond voor het oordeel dat het forfaitaire bedrag van €1500 voor de fase voorafgaande aan het primaire besluit niet redelijk is. De overgelegde jaarrekeningen had eiseres al tot haar beschikking en de uit één bladzijde bestaande eigen schadeberekening kan met het toegekende bedrag van €500, voor het ondersteunen bij het indienen van het verzoek, geacht worden te zijn vergoed.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank op grond van de bestuurlijke lus van artikel 8:51a Awb de gemeente in de gelegenheid gesteld die hierboven genoemde gebreken te herstellen. De gemeente is nu aan zet en moet de gebreken binnen drie maanden herstellen. Wordt vervolgd dus…(evenals de Noord-Zuidlijn).