1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Fusietoets in het onderwijs versoepeld

Fusietoets in het onderwijs versoepeld

Vanaf 1 augustus jl. zijn de regels inzake de fusietoets in het onderwijs versoepeld. De belangrijkste wijziging bestaat eruit dat in het funderend onderwijs (dat wil zeggen: basis- en voortgezet onderwijs) bij fusies, die gezien hun omvang of marktpositie geen risico vormen voor de ‘daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod’, er niet langer de noodzaak bestaat tot advisering door een onafhankelijke adviescommissie (door het CFTO) ten aanzien van de goedkeuring van een fusie. Wanneer ee...
Leestijd 
Auteur artikel Peter-Jan Hopmans (uit dienst)
Gepubliceerd 11 september 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Vanaf 1 augustus jl. zijn de regels inzake de fusietoets in het onderwijs versoepeld. De belangrijkste wijziging bestaat eruit dat in het funderend onderwijs (dat wil zeggen: basis- en voortgezet onderwijs) bij fusies, die gezien hun omvang of marktpositie geen risico vormen voor de ‘daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod’, er niet langer de noodzaak bestaat tot advisering door een onafhankelijke adviescommissie (door het CFTO) ten aanzien van de goedkeuring van een fusie. Wanneer een fusie wel toetsplichtig is, maar geen advies wordt ingewonnen, wordt gesproken van een lichte toets.

In het basisonderwijs kan worden volstaan met een lichte toets wanneer sprake is van een van onderstaande situaties:

  1. De fusie is noodzakelijk om te voorkomen dat binnen 10 maanden na de ingediende aanvraag voor goedkeuring van de voorgenomen fusie de bekostiging van een school stopt of deze wordt opgeheven;

  2. Er sprake is van 15% leerlingendaling of meer in vijf jaar tijd, tenzij het gaat om een bestuurlijke fusie met 2.500 leerlingen of meer;

  3. Bij een bestuurlijke fusie (met uitzondering van samenwerkingsbestuur) van maximaal 30 scholen waarbij de marktpositie na fusie niet boven de 50% marktaandeel komt, of in het geval van een zeer sterk stedelijke gemeente niet boven de 35% marktaandeel komt;

  4. Bij een bestuurlijke fusie (met uitzondering van samenwerkingsbestuur) waarbij sprake is van een kleine verschuiving in het bestuurlijk landschap: wanneer een bestuur met één school (éénpitter) zich aansluit bij een groter bestuur of wanneer na de fusie de gezamenlijke marktpositie niet meer dan 5 procent toeneemt en er is in vijf jaar voorafgaand aan de fusie geen sprake geweest van een vergelijkbare fusiebeweging waarbij een lichte toets heeft plaatsgevonden.Op grond van de Wet op het primair onderwijs (WPO) geldt dat bepaalde fusies in het basisonderwijs helemaal niet toetsplichtig zijn, goedkeuring van de minister is dan niet vereist. Dat geldt voor scholenfusies onder de 500 leerlingen en bestuurlijke fusies tot tien scholen. Voor een fusie tot samenwerkingsbestuur geldt op grond van de WPO echter een aanvullende wettelijke eis. Om die reden is de fusie tot samenwerkingsbestuur altijd toetsplichtig en wordt met betrekking tot de extra eis altijd advies ingewonnen.


In het voortgezet onderwijs kan worden volstaan met een lichte toets wanneer sprake is van een van onderstaande situaties:

  1. De fusie is noodzakelijk om te voorkomen dat binnen 10 maanden na de ingediende aanvraag voor goedkeuring van de voorgenomen fusie de bekostiging van een school stopt of deze wordt opgeheven;

  2. Er sprake is van 15% leerlingendaling of meer in vijf jaar tijd, tenzij het gaat om een bestuurlijke fusie met 5.000 leerlingen of meer;

  3. Bij een institutionele fusie waarbij 1.000 leerlingen of minder per schoolsoort betrokken zijn en hooguit 3.000 voor de hele school;

  4. Bij een bestuurlijke fusie van maximaal 10 scholen waarbij de marktpositie na fusie niet boven de 50% marktaandeel komt;

  5. Bij kleine verschuivingen in het bestuurlijk landschap: wanneer een bestuur met één school (éénpitter) zich aansluit bij een groter bestuur of wanneer na de fusie de gezamenlijke marktpositie niet meer dan 5 procent toeneemt en er is in vijf jaar voorafgaand aan de fusie geen sprake geweest van een vergelijkbare fusiebeweging waarbij een lichte toets heeft plaatsgevonden.


Op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) geldt dat een fusie in het voortgezet onderwijs waarbij een school voor praktijkonderwijs betrokken is niet toets-plichtig is voor zover het die school voor praktijkonderwijs betreft. Goedkeuring van de minister is dan niet vereist.

Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs geldt dat het gaat om een relatief klein aantal scholen met specifieke expertise om onderwijs te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Vanwege dit specifieke karakter en de noodzaak om bij een fusie expertise te borgen geldt dat alle fusies in het (voortgezet) speciaal onderwijs inhoudelijk getoetst worden door de CFTO, tenzij de voorzitter van het CFTO oordeelt dat de noodzaak tot advisering ontbreekt omdat de fusie evident onvermijdelijk is.

Bij fusies waarop de lichte toets van toepassing is, wordt aan de hand van de fusie-effectenrapportage (de “FER”) beoordeeld of het proces zorgvuldig is doorlopen en of de verschillende medezeggenschapsraden hebben ingestemd met het voornemen tot fusie. Bij een positieve beoordeling van deze twee aspecten verleent de minister goedkeuring aan de fusieaanvraag. Fusies die de ‘lichte toets’ doorlopen zullen zodoende sneller kunnen worden afgehandeld. Streven is om binnen vier weken nadat de volledige aanvraag is ingediend een besluit te nemen.