1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Handhaving: overtreder “bevrijd” van dwangsommen als deze door een ander worden betaald?

Handhaving: overtreder “bevrijd” van dwangsommen als deze door een ander worden betaald?

Kan de betaling door een derde van een verbeurde dwangsom bevrijdend werken jegens degene die is aangeschreven? Over deze vraag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna ook: de Afdeling) recent uitspraak gedaan. Feiten en procesverloopAan de appellant in deze zaak was onder oplegging van een last onder bestuursdwang opgedragen om een op het perceel staande voormalige dienstwoning te slopen. Omdat niet aan de last werd voldaan, waren volgens de gemeente Borne dwangso...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 19 januari 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Kan de betaling door een derde van een verbeurde dwangsom bevrijdend werken jegens degene die is aangeschreven? Over deze vraag heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna ook: de Afdeling) recent uitspraak gedaan.

 Feiten en procesverloop
Aan de appellant in deze zaak was onder oplegging van een last onder bestuursdwang opgedragen om een op het perceel staande voormalige dienstwoning te slopen. Omdat niet aan de last werd voldaan, waren volgens de gemeente Borne dwangsommen verbeurd (tot een maximum van 100.000 euro). De gemeente ging over tot invordering van deze dwangsommen. De dwangsom is vervolgens door een derde (bedrijf) betaald. De appellant stelde bezwaar en vervolgens (hoger) beroep in tegen het invorderingsbesluit.

Appellant betoogde dat de invorderingsbevoegdheid was verjaard omdat de dwangsommen al waren betaald door een derde. De aard van een last onder dwangsom als herstelsanctie zou zich verzetten tegen betaling van verbeurde dwangsommen door een derde, omdat dit de prikkel voor de aangeschrevene wegneemt om de overtreding waarop de last betrekking heeft, ongedaan te maken. Betaling door een derde zou daarom niet bevrijdend werken jegens de aangeschrevene en zou als onverschuldigd gedaan kunnen worden teruggevorderd. De betaling door de derde heeft de vordering van de gemeente op appellant als overtreder dan ook niet teniet gedaan. Om die reden was de invorderingsbevoegdheid volgens de appellant verjaard.

Oordeel Afdeling: betaling wel bevrijdend
De betaling door de derde van het bedrag van 100.000 euro aan de gemeente Borne was onder dezelfde vermelding als gebezigd in de aan appellant gezonden aanmaning. De Afdeling stelt daarom voorop dat deze derde heeft betaald om de door appellant verbeurde dwangsommen kwijt te schelden.

Bij de beantwoording van de vraag of betaling van een verbeurde dwangsom door een derde bevrijdend werkt jegens de aangeschrevene, laat onze hoogste bestuursrechter zich inspireren door de in art. 6:30 van het Burgerlijk Wetboek (BW) opgenomen regeling. Daarin is bepaald dat een verbintenis door een ander dan de schuldenaar kan worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet. Volgens de Afdeling verzet de aard van de last onder dwangsom zich er niet tegen dat een dwangsom door een derde en dus niet door de overtreder zelf wordt betaald. Dat de dwangsom door deze derde wordt betaald, laat naar het oordeel van de Afdeling namelijk onverlet dat deze betaling (anders dan appellant stelt) niet elk belang van de overtreder wegneemt om aan de onder dwangsom opgelegde last te voldoen. Zodoende blijft het karakter van de last onder bestuursdwang als herstelsanctie intact. Er bestond in dit concrete geval voor de gemeente geen bevoegdheid tot invordering meer na betaling door de derde. Van verjaring kon dan ook geen sprake zijn.

Commentaar
Uit deze uitspraak volgt dat de betaling van de verbeurde dwangsommen door een derde bevrijdend werkt jegens degene die is aangeschreven. Daarmee vervalt voor de gemeente de bevoegdheid om tot invordering van de dwangsommen over te gaan.

Aangetekende verzending
De appellant had ook nog aangevoerd dat hij niet tijdig op de hoogte kon zijn van de last onder dwangsom die tot verbeurte heeft geleid, omdat deze last hem nooit heeft bereikt. Hij vond dat het niet afhalen van dit aangetekende poststuk niet voor zijn risico dient te blijven, omdat PostNL het stuk kennelijk niet op juiste wijze heeft aangeboden en het voor hem onmogelijk is om dat aan te tonen. Volgens appellant had de gemeente verder ten onrechte nagelaten om hem op andere wijze op de hoogte te stellen van de last.

De Afdeling stelt voorop dat aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht moet worden toegekend, en dat slechts in bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk van invordering kan worden afgezien.

Als een besluit of uitspraak aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Als de belanghebbende stelt dat hij geen afhaalbericht heeft ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.

De Afdeling stelt vast dat de brief met het invorderingsbesluit is voorzien van een juiste adressering en aangetekend is verzonden. Voor zover appellant ontkent dat hij door middel van een op het adres achtergelaten kennisgeving door PostNL ervan op de hoogte is gesteld dat het poststuk kon worden afgehaald, heeft hij die stelling niet aannemelijk gemaakt. Het behoorde verder niet tot de plicht van de gemeente om zich er na verzending van het besluit van te vergewissen dat appellant op de hoogte was geraakt van de inhoud van dat besluit.

Meer weten? Neem dan contact op met Hanna Zeilmaker, zeilmaker@dirkzwager.nl,
tel. 024 3813186