1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Het zware bewijsvermoeden bij de non-conformiteit van een paard

Het zware bewijsvermoeden bij de non-conformiteit van een paard

Bij arrest van 3 december 2013 heeft het gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de non-conformiteit van een dressuurpaard. Uit deze uitspraak blijkt wederom hoe moeilijk het kan zijn voor een professionele verkoper om het bewijsvermoeden dat geldt bij consumentenkoop, te ontkrachten.Kopers stelden dat het paard leed aan ‘kissing spines’ of artrose, waardoor het ernstige stijfheidsklachten had. In eerste aanleg waren de vorderingen van kopers afgewezen, omdat volgens de...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 27 maart 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Bij arrest van 3 december 2013 heeft het gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de non-conformiteit van een dressuurpaard. Uit deze uitspraak blijkt wederom hoe moeilijk het kan zijn voor een professionele verkoper om het bewijsvermoeden dat geldt bij consumentenkoop, te ontkrachten.

Kopers stelden dat het paard leed aan ‘kissing spines’ of artrose, waardoor het ernstige stijfheidsklachten had. In eerste aanleg waren de vorderingen van kopers afgewezen, omdat volgens de Rechtbank Rotterdam de aandoeningen van het paard niet waren komen vast te staan. In hoger beroep heeft het hof echter vastgesteld dat er sprake was van consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW. Gevolg hiervan is dat als een gebrek zich binnen zes maanden na de verkoop en levering openbaart, overeenkomstig artikel 7:18 lid 2 BW vermoed wordt dat het gebrek al bestond ten tijde van de levering. Het is vervolgens aan de professionele verkoper om te bewijzen dat het gebrek ten tijde van de levering nog niet bestond (zie onder andere ook het artikel "Aanwezigheid stalgebrek leidt tot ontbinding koopovereenkomst").

De professionele verkoper werd toegelaten om dit bewijsvermoeden te ontkrachten door middel van het leveren van tegenbewijs. Hij heeft dit geprobeerd door het horen van zes getuigen, die allen verklaarden dat er nooit iets bijzonders was bij het berijden en verzorgen van het paard. Dat het paard bij het proefrijden tijdens de bezichtiging niet soepel liep, zou aan de koper zelf te wijten zijn geweest. Ook werd aangevoerd dat het uit klinisch onderzoek naar voren zou zijn gekomen als het paard leed aan kissing spines.

De koper heeft een dvd van de bezichtiging in het geding gebracht, waaruit blijkt dat het paard inderdaad niet soepel liep, ook niet toen het voorgereden werd een van de door verkoper gehoorde getuigen. Het hof oordeelt dat op deze dvd ook te horen is dat dezelfde getuige zegt dat het niet soepel lopen komt door het overmatig trainen van het paard ter voorbereiding op de bezichtiging door koper. Het hof trekt de conclusie dat het niet goed lopen van het paard tijdens het proefrijden niet lag aan de koper. Een paard zal wellicht moeten wennen aan een andere ruiter, maar koper was niet een dusdanig slechte ruiter dat dit de zichtbare pijn van het paard kan verklaren. Verkoper is derhalve niet geslaagd in het leveren van bewijs waaruit blijkt dat het gebrek nog niet bestond ten tijde van de levering.

Uit artikel 6:265 lid 1 BW volgt een ongedaanmakingsverplichting, indien een overeenkomst geheel of gedeeltelijk wordt ontbonden vanwege een tekortkoming van de wederpartij. Dit betekent dat koper het paard terug moet leveren aan de verkoper en verkoper de koopprijs dient terug te betalen. Partijen verschilden echter van mening over de waarde van het paard. Volgens verkoper zou het paard nu nog maar € 7.000,- waard zijn, in plaats van het bedrag ad € 26.536,- dat koper er voor betaald had. Verkoper stelde dat het paard niet in ongeschonden staat kon worden teruggeleverd door koper, omdat het tijdens het rollen in de stal een wand had geraakt en een daarbij een rugblessure zou hebben opgelopen. Het hof acht de verminderde waarde van het paard echter niet bewezen en veroordeelt verkoper tot terugbetaling van de gehele verkoopprijs van € 26.536,-, vermeerderd met de wettelijke rente.

Daarnaast wordt verkoper veroordeeld tot vergoeding van de door koper geleden schade. Op de koper rustte een zorgplicht. Dit houdt in dat de koper, ondanks dat hij het paard niet meer wil hebben en de koopovereenkomst heeft ontbonden, het paard goed dient te verzorgen. Daarbij moet gedacht worden aan stalling, voer, water en de redelijkerwijs te maken hoefsmid- en dierenartskosten. De koper stelde dat zij hieraan een bedrag ad € 200,- per maand kwijt was, hetgeen het hof niet onredelijk acht. Gelet op de duur van deze procedure, maar liefst 8 jaar, een vordering die aanzienlijk in de papieren loopt.

Christien Beernink, advocaat Hippisch recht.