1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Hond van DGA onderwerp belastingprocedure voor de Hoge Raad

Hond van DGA onderwerp belastingprocedure voor de Hoge Raad

Fiscale procedures gaan vaak over belangwekkende zaken. Soms is dat niet het geval. Dat was onder meer het geval in de procedure die geleid heeft tot het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2016, 15/04616, ECLI:NL:HR:2016:1035. Wat was in deze procedure het geval?Een DGA is in 2014 enig aandeelhouder van een B.V. De B.V. houdt zich onder meer bezig met Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren. De DGA was op 1 januari 2014 eigenaar van drie honden. Op 16 januari 2...
Leestijd 
Auteur artikel Ton Lekkerkerker
Gepubliceerd 06 juni 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Fiscale procedures gaan vaak over belangwekkende zaken. Soms is dat niet het geval. Dat was onder meer het geval in de procedure die geleid heeft tot het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2016, 15/04616, ECLI:NL:HR:2016:1035.

Wat was in deze procedure het geval?

Een DGA is in 2014 enig aandeelhouder van een B.V. De B.V. houdt zich onder meer bezig met Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren. De DGA was op 1 januari 2014 eigenaar van drie honden. Op 16 januari 2014 verkoopt de DGA één van zijn honden (een Dwergschnauzer teef) aan zijn B.V.

Op 27 maart 2014 heeft de DGA namens zijn B.V. een aangifteformulier hondenbelasting 2014 ingediend. Daarin is vermeld dat de B.V. per 16 januari 2014 eigenaar is geworden van de hond.

Op 30 april 2014 is aan de DGA voor het belastingjaar 2014 een aanslag hondenbelasting “3e hond” ter zake van het houden van de hond opgelegd.

Daarbij beroept de ambtenaar zich op de Verordening hondenbelasting 2014 van de desbetreffende gemeente (Molenwaard) waarin als houder van een hond aangemerkt “degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is”.

De DGA is van mening dat hij slechts twee honden heeft, omdat de derde hond inmiddels eigendom is geworden van de B.V. De gemeente meent dat de DGA moet worden aangemerkt als de houder van hond en legt een aanslag (vermoedelijk van €71) op aan de DGA voor de derde hond.

Het Gerechtshof in Den Haag oordeelt dat voor houderschap doorslaggevend is het uitoefenen van de feitelijke macht. Naar het oordeel van het Hof is de B.V. op 16 januari 2014 houder van de hond geworden. De gemeente meent dat alleen een natuurlijk persoon houder kan zijn van een hond, omdat alleen natuurlijke personen de macht kunnen uitoefenen over een hond. De Hoge Raad is het daar niet mee eens: ook de B.V. kan houder zijn van een hond. De DGA hoefde dus maar voor twee honden belasting te betalen.

De reden waarom hier tot aan de Hoge Raad aan toe over is geprocedeerd, is niet duidelijk. Wel staat vast dat niet alle belastingzaken over belangwekkende zaken gaan.