1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Jurisprudentie Gezondheidszorg januari 2023

Jurisprudentie Gezondheidszorg gepubliceerd in januari 2023

Deze bijdrage bevat een overzicht van de jurisprudentie op het gebied van de gezondheidszorg (zorginkoop, medische aansprakelijkheid, tuchtrecht, privacyrecht, sociaal domein, bekostiging, patiëntenrechten) die in de maand januari 2023 is gepubliceerd.
Leestijd 
Auteur artikel Marieke van Dongen
Gepubliceerd 07 februari 2023
Laatst gewijzigd 20 februari 2023

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Wet zorg en dwang (Wzd)

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Wet langdurige zorg

Jeugdwet

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet marktordening gezondheidszorg

Opzegging zorgovereenkomst

AVG

MSB

Overname

Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Parket bij de Hoge Raad 16 december 2022 (datum publicatie: 19 januari 2023), ECLI:NL:PHR:2022:1196

Drie weken vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van een ten aanzien van haar verleende zorgmachtiging heeft de politie betrokkene na een waargenomen incident ’s avonds op straat aangehouden. De politie heeft geconstateerd dat ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging was verleend en heeft haar naar de psychiatrische eerste hulp gebracht. Daar is zij in een separeerruimte geplaatst. Kort na de opname is een beslissing op grond van art. 8:9 Wvggz gegeven. Anderhalve dag later is betrokkene overgeplaatst naar de high intensive care afdeling. Twee dagen vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de zorgmachtiging heeft de rechtbank het verzoek tot verlening van een aansluitende zorgmachtiging afgewezen. Betrokkene is toen uit de instelling ontslagen.

 

In deze Wvggz-klachtprocedure heeft betrokkene verschillende klachten ingediend, zowel tegen de beslissing tot opnemen in een accommodatie als tegen het handelen van de zorgaanbieder gedurende de opname (met name de eerste dagen). De rechtbank heeft de klachten, op één na, ongegrond verklaard. Het cassatiemiddel komt op tegen de ongegrondverklaring van een aantal van die klachten. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

 

Rechtbank Midden-Nederland 26 oktober 2022 (datum publicatie: 19 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:4467

Deze uitspraak gaat over een klacht over het afsluiten van het water in de kamer van een patiënt. De rechtbank is van oordeel dat de klacht van betrokkene onder de Wkkgz valt en niet onder de Wvggz. Dit zit hem volgens de rechtbank niet zozeer in het ernstig nadeel, maar in het volgende. De vorm van verplichte zorg die ziet op het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten heeft tot gevolg dat betrokkene iets moet doen of nalaten. Het afsluiten van de watertoevoer in de kamer van betrokkene is geen doen of nalaten van betrokkene. Het is een actie van de instelling die ziet op de bejegening van betrokkene. De klacht dient daarom als bejegeningsklacht op grond van de Wkkgz behandeld te worden. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk.

 

Rechtbank Noord-Holland 22 december 2022 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:RBNHO:2022:11942

Deze uitspraak gaat over een beroep op wilsbekwaam verzet. De rechtbank is van oordeel dat er nog steeds sprake is van een aanzienlijk risico voor “ernstig nadeel voor anderen”, waardoor niet toegekomen wordt aan de beoordeling van de wilsbekwaamheid van betrokkene. Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en/of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig. De rechtbank verleent een zorgmachtiging.

 

Rechtbank Rotterdam 21 november 2022 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:RBROT:2022:11560

Deze uitspraak staat in het teken van een verzoek tot wijziging van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wvggz. De geldende zorgmachtiging voorziet in opname in een accommodatie als betrokkene dat niet wil. In de zorgmachtiging staat niet, hetgeen ook niet gebruikelijk is, in welke accommodatie opname dient plaats te vinden. Het is aan de betrokken zorgverleners om te beslissen of betrokkene al dan niet dient te worden overgeplaatst ter afwending dan wel voorkoming van ernstig nadeel. Daarvoor is geen wijziging van de zorgmachtiging nodig. Het verzoek wordt afgewezen.

 

Rechtbank Den Haag 2 december 2022 (datum publicatie: 3 januari 2023), ECLI:NL:RBDHA:2022:14016

In deze zaak heeft betrokkene de rechtbank uitdrukkelijk verzocht om, in afwijking van het verzoek van de officier van justitie, een zorgmachtiging voor de duur van 12 maanden te verlenen. De wet biedt de rechtbank echter geen ruimte om af te wijken van het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor een periode langer dan één jaar af te geven, zelfs niet naar aanleiding van een uitdrukkelijk verzoek van de betrokkene.

 

Gerechtshof Den Haag 14 december 2022 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:GHDHA:2022:2645

Deze uitspraak staat in het teken van termijnoverschrijding en schadevergoeding op grond van de Wvggz. Het hof is van oordeel dat in beginsel geen rekening dient te worden gehouden met de vraag in wiens risicosfeer de ontstane termijnoverschrijding ligt. Het hof weegt hierbij mee dat het gaat om kwetsbare mensen, bij wie sprake is van een psychiatrische aandoening die hun denken en handelen kan beïnvloeden.

 

Rechtbank Amsterdam 20 december 2022 (datum publicatie: 13 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:7905

Deze uitspraak gaat over de voortzetting van een crisismaatregel. De rechtbank is er voldoende van overtuigd dat vermoedelijk sprake is van gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychose. Het is goed mogelijk dat het een drugsgeïnduceerde psychose betreft, maar het is nog te vroeg om daar conclusies aan te verbinden nu het beeld nog onvoldoende is opgeklaard. De behandelend arts heeft meer tijd nodig om nader te observeren welke psychotische kenmerken al dan niet blijven bestaan na uitwerking van de drugs. Derhalve heeft de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de hiervoor omschreven vermoedelijke psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.

 

Rechtbank Amsterdam 6 december 2022 (datum publicatie: 2 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:7539

Deze uitspraak gaat over het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz. Ter zitting hebben de behandelaars aangegeven dat zij gedwongen zorg niet doelmatig achten. Zij willen graag op basis van gelijkwaardigheid en autonomie een behandelrelatie met betrokkene aangaan. De rechtbank volgt hen hierin en wijst het verzoek af.

 

Rechtbank Midden-Nederland 2 september 2022 (datum publicatie: 16 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:4257

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 Wvggz. De rechtbank is van oordeel dat de huidige situatie van betrokkene een voortzetting van de crisismaatregel rechtvaardigt, zij het in afgeslankte vorm. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in maatschappelijke teloorgang. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.

 

Rechtbank Den Haag 18 november 2022 (datum publicatie: 3 januari 2023), ECLI:NL:RBDHA:2022:14228

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding ex art. 10:12 Wvggz. de rechtbank constateert dat sprake is van een overschrijding van de wettelijke beslistermijn van de officier van justitie in de zin van artikel 5:16 Wvggz, te weten een overschrijding van één dag. Dat verzoeker als gevolg van deze termijnoverschrijding schade heeft opgelopen vanuit gevoelens van angst en spanning waar verzoeker in de vorm van een schadevergoeding voor dient te worden gecompenseerd is, gezien de zeer beperkte termijnoverschrijding, echter niet vast komen te staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden volstaan met de enkele constatering van het feit dat de wettelijke beslistermijn is overschreden.

 

Parket bij de Hoge Raad 16 december 2022 (datum publicatie: 19 januari 2023), ECLI:NL:PHR:2022:1195

In deze Wvggz-zaak is aan de orde of de rechtbank terecht een zorgmachtiging heeft verleend. De rechtbank heeft het betoog dat bij betrokkene sprake is van ‘wilsbekwaam verzet’ verworpen. De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Het verweer namens betrokkene met betrekking tot diens wilsbekwaamheid was tamelijk algemeen en summier. Op goede gronden zou kunnen worden betoogd dat (ook) om die reden van de rechtbank niet kon worden verlangd dat zij met betrekking tot elke afzonderlijke vorm van verplichte zorg naging of betrokkene al dan niet wilsbekwaam was.

Rechtbank Gelderland 2 december 2022 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:RBGEL:2022:7366

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz. De rechtbank heeft de zaak aangehouden, zodat een onafhankelijk arts of klinisch psycholoog een aanvullende verklaring kan opstellen waaruit blijkt of betrokkene wilsbekwaam is ten aanzien van zijn verzet tegen de verplichte vormen van zorg en het verlenen van zorg die noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden.

 

Rechtbank Midden-Nederland 26 augustus 2022 (datum publicatie: 16 januari 2023), ECLI:RBMNE:2022:4287

Deze uitspraak gaat over een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 Wvggz. De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de verzochte vormen van verplichte zorg nog steeds noodzakelijk zijn om het nadeel af te kunnen wenden. Betrokkene, althans zijn ouders, verzetten zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Gelet op het voorgaande verleent de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend.

 

Parket bij de Hoge Raad 9 december 2022 (datum publicatie: 3 januari 2023), ECLI:NL:PHR:2022:1173

In cassatie wordt geklaagd dat de rechtbank ten onrechte de zorgmachtiging beoordeeld heeft op basis van oude medische gegevens, omdat ter zitting de diagnose autisme is genoemd, maar uit de overgelegde stukken alleen de diagnose van schizofrenie blijkt. De stukken zijn volgens betrokkene niet actueel en volledig, zodat de stoornis, het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel en het oordeel omtrent wilsbekwaam verzet onjuist en onbegrijpelijk zijn beoordeeld op basis van die stukken. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep. In de medische verklaring is uitdrukkelijk en gemotiveerd gesteld dat betrokkene niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn/haar belangen ter zake van de voorgenomen verplichte zorg en de rechtbank hoefde niet aan de actualiteit of volledigheid van de medische verklaring te twijfelen.

 

Rechtbank Rotterdam 21 november 2022 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:RBROT:2022:11561

In deze uitspraak staat de vraag centraal met welke zorg betrokkene het meest gebaat is, te weten zorg in het kader van de Wvggz of de Wzd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Betrokkene heeft medicijnen nodig in verband met zijn psychische stoornis en deze medicijnen zijn effectief. Zijn psychische stoornis is daarmee onder controle en niet langer op de voorgrond. Omdat betrokkene impulsief kan handelen, is de kans groot dat als er geen zorgmachtiging wordt afgegeven waarin staat dat betrokkene medicijnen moet nemen, betrokkene op enig moment met de medicijnen zal stoppen. Betrokkene zal dan, omdat hij dan ook niet langer verplicht kan worden in de instelling te blijven, naar alle waarschijnlijkheid uit beeld raken en afglijden. Dat is niet in zijn belang omdat het toestandsbeeld van betrokkene inmiddels stabiel is. Bovendien is een plek in een Wzd accommodatie, waar betrokkene het meest bij gebaat is, dan helemaal uit zicht. Een zorgmachtiging is om die reden noodzakelijk ter overbrugging naar een plek binnen een Wzd accommodatie. Daar ligt het perspectief voor betrokkene. In de huidige accommodatie is betrokkene niet op zijn plek, maar een Wzd accommodatie weigert betrokkene tot op heden op te nemen omdat er sprake is van multi problematiek. De verpleegkundig specialist die betrokkene veel één-op-één begeleiding biedt, heeft verklaard dat als de licht verstandelijke beperking goed begeleid wordt, de psychische stoornis onder controle zal blijven. De rechtbank verleent een zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz.

 

Rechtbank Den Haag 20 december 2022 (datum publicatie: 24 januari 2023), ECLI:NL:RBDHA:2022:14658

Deze uitspraak gaat over een verzoek om schadevergoeding ex artikel 10:12 Wvggz. Op grond van artikel 8:19 Wvggz kan degene op wiens aanvraag tot beëindiging van de zorgmachtiging afwijzend of niet tijdig is beslist door de geneesheer-directeur, een aanvraag indienen bij de officier van justitie voor het indienen van een verzoekschrift bij de rechter voor de beëindiging van de verplichte zorg op grond van een zorgmachtiging. De officier van justitie dient dit verzoek op grond van het tweede lid onverwijld in bij de rechter. In dit geval heeft de officier van justitie dat niet gedaan. Hierdoor is verzoekster onterecht beperkt in haar mogelijkheid om het geschil ten aanzien van de zorgmachtiging aan de rechtbank voor te leggen. Voor verzoekster is op dat moment de vraag onbeantwoord gebleven of (nog) verplichte zorg kon worden toegepast. De rechtbank acht het aannemelijk en voldoende gemotiveerd  dat hierdoor onduidelijkheid, spanning en stress bij verzoekster is ontstaan, te meer daar de officier van justitie enige tijd later opnieuw een verzoek deed voor een (aansluitende) zorgmachtiging. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster op dit punt voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden. De rechtbank veroordeelt de Staat tot betaling van een bedrag van €285,-.

 

Parket bij de Hoge Raad 23 december 2022 (datum publicatie: 25 januari 2023), ECLI:NL:PHR:2022:1243

Deze zaak gaat over de vaststelling van schadevergoeding ten laste van de Staat op de voet van art. 10:12 lid 3 Wvggz wegens overschrijding van de in art. 5:16 lid 1 Wvggz neergelegde termijn waarbinnen de officier van justitie de schriftelijke en gemotiveerde beslissing of voldaan is aan de criteria voor verplichte zorg moet mededelen. De vragen die aan de orde worden gesteld zijn onder welke omstandigheden op grond van art. 10:12 lid 3 Wvggz een aanspraak op schadevergoeding bestaat jegens de Staat vanwege termijnoverschrijding en of in dat verband relevant is dat de betrokkene gedurende enige tijd vrijwillig zorg heeft geaccepteerd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in haar cassatieberoep, althans tot verwerping van het cassatieberoep.

 

Parket bij de Hoge Raad 6 januari 2023 (datum publicatie: 27 januari 2023), ECLI:NL:PHR:2023:36

In deze zaak wordt in cassatie geklaagd dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank een machtiging heeft verleend op basis van de Wvggz. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis maar volgens het middel volgt uit de stukken dat betrokkene een uitgebreide vorm van dementie heeft, hetgeen een psychogeriatrische stoornis is waardoor de Wzd van toepassing is. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022 en tot terugwijzing.

 

Parket bij de Hoge Raad 6 januari 2023 (datum publicatie: 27 januari 2023), ECLI:NL:PHR:2023:25

In deze Wvggz-zaak heeft de rechtbank Rotterdam een aansluitende zorgmachtiging verleend, nadat de rechtbank Den Haag vanwege haar relatieve onbevoegdheid de zaak naar deze rechtbank had verwezen en een zorgmachtiging voor twee weken had verleend. In cassatie wordt geklaagd over de geldigheidsduur van de verleende machtiging, de motivering van het oordeel dat sprake is van een psychische stoornis en de verwerping van het betoog dat de medische verklaring verouderd was. De conclusie van de Procureur-Generaal sterkt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 22 juni 2022 en tot afdoening van de zaak door de Hoge Raad.

 

Rechtbank Den Haag 9 januari 2023 (datum publicatie: 31 januari 2023), ECLI:NL:RBDHA:2023:721

Deze Wvggz-zaak gaat over de voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 Wvggz ten aanzien van een minderjarige. De rechtbank verleent de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Opmerking verdient dat deze uitspraak zeer kindvriendelijk is geschreven.

 

Wet zorg en dwang (Wzd)

Rechtbank Overijssel 5 januari 2023 (datum publicatie: 12 januari 2023), ECLI:NL:RBOVE:2023:71

In deze uitspraak benadrukt de rechtbank dat een nog lopende zorgmachtiging voor verblijf in WVGGZ-instelling voortduurt, totdat opname in een WZD-instelling is gerealiseerd. Artikel 1 lid 6 (oud) Wzd bepaalde dat de Wvggz machtiging verviel op het moment dat een Wzd machtiging werd afgegeven. Hierdoor kon het gebeuren dat cliënten opeens vrijwillig verbleven in een Wvggz accommodatie – wanneer al een Wzd-machtiging was afgegeven, maar een plaats in een Wzd-accommodatie nog niet was vrijgekomen – waardoor zij uit zorg raakten. De tweede reparatiewet Wvggz Wzd van 29 september 2021 heeft deze overgangsproblematiek ondervangen door het koppelen van het vervallen van de Wvggz machtiging aan de opname in een Wzd-accommodatie. In de thans voorliggende zaak betekent dat concreet dat cliënte, totdat de Wzd machtiging ten uitvoer gelegd door opname in een Wzd-accommodatie, nog op de Wvggz machtiging opgenomen kan blijven.

 

Rechtbank Midden-Nederland 21 november 2022 (datum publicatie: 12 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:5947

Deze uitspraak gaat over betrokkene die een klacht heeft ingediend tegen het Leger des Heils omdat hij zich (in verband met een conflict) niet in de buurt van de cabin van een buurman mocht begeven. Betrokkene heeft een klacht ingediend omdat hij meent dat sprake is van strijd met de Wzd. Het Leger des Heils heeft aangevoerd dat de algemene leefregel geldt dat een cliënt niet ongevraagd en hinderlijk bij een cabin van een andere bewoner mag rondhangen. Het betreft een huisregel die algemeen geldend is. Net als het Leger des Heils is de rechtbank van oordeel dat het gedeeltelijke terreinverbod geen onvrijwillige zorg betreft maar een ordemaatregel die volgt uit de huisregels. De rechtbank zal de klacht van betrokkene ten aanzien van het gedeeltelijke terreinverbod daarom ongegrond verklaren. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om aan betrokkene een schadevergoeding toe te kennen.

 

Rechtbank Rotterdam 9 januari 2023 (datum publicatie: 18 januari 2023), ECLI:NL:RBROT:2023:218

Bij cliënte is sprake van meerdere psychische stoornissen die dezelfde gedragsproblemen of regieproblemen veroorzaken als een psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap in de zin van de Wzd. De benodigde zorg en het ernstig nadeel zijn vergelijkbaar met die van cliënten bij wie sprake is van een psychogeriatrische aandoening en/of een verstandelijke handicap. De zorgbehoefte van betrokkene sluit daarmee aan bij de zorg en begeleiding die het beste kunnen worden geboden in een Wzd-setting. De rechtbank is van oordeel dat wordt voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf en wijst het verzoek toe.

 

Rechtbank Noord-Holland 22 december 2022 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:RBNHO:2022:11941

Deze uitspraak gaat over een opvolgende rechterlijke machtiging en artikel 76 lid 2 Wzd (overgangswetgeving). Er loopt een machtiging tot voortgezet verblijf (artikel 15 Wet Bopz) tot en met 29 december 2022. Op grond van artikel 76 lid 2 in verbinding met artikel 39, vijfde en zesde lid Wzd wordt een opvolgende rechterlijke machtiging afgegeven voor de duur van vijf jaar. Daarbij is van belang dat betrokkene een chronisch ziektebeeld heeft en het duidelijk is dat haar situatie niet zal wijzigen.

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Rechtbank Noord-Holland, 3 januari 2023 (datum publicatie: 3 januari 2023), ECLI:NL:RBNHO:2023:6

Farmacie; Executiegeschil naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 november 2022, waarin het gerechtshof zorgverzekeraar Zilveren Kruis veroordeelde over te gaan tot vergoeding van een magistraal bereid geneesmiddel (dexmethylfenidaat) voor patiënten met ADHD. Aan deze veroordeling is een dwangsom gekoppeld. Zilveren Kruis is een executiegeschil gestart en betoogde in de eerste plaats dat zij het geneesmiddel niet hoefde te vergoeden in de gevallen vóór 1 november 2022 (datum arrest). Zilveren Kruis betoogde in de tweede plaats dat de dwangsommenveroordeling alleen zag op declaraties ná 1 november 2022. De voorzieningenrechter oordeelt dat 1) Zilveren Kruis ook de declaraties vóór 1 november 2022 moet vergoeden, en 2) dat de dwangsommenveroordeling alleen ziet op declaraties ná 1 november 2022.  


Rechtbank Rotterdam, 28 december 2022 (datum publicatie: 17 januari 2023), ECLI:NL:RBROT:2022:11732

Geschil tussen zorgverzekeraar Zilveren Kruis en zelfstandige behandelkliniek over de te hanteren DBC’s bij zorg aan patiënten met hoornvliesaandoeningen. De kliniek declareerde de zorg als topreferente poliklinische zorg, waar een hoger tarief voor staat dan voor niet-topreferente poliklinische zorg. De rechtbank oordeelt dat geen sprake was van klinische episodes zodat de behandelkliniek niet de prestatiecode voor klinische opname bij Zilveren Kruis in rekening had mogen brengen. De kliniek handelde daarmee volgens de rechtbank onrechtmatig jegens Zilveren Kruis en is veroordeeld het te veel vergoede bedrag aan Zilveren Kruis terug te betalen.

 

Hoge raad, 27 januari 2023 (datum publicatie: 27 januari 2023), ECLI:NL:HR:2023:95

Artikel 2.4 Besluit zorgverzekering en ‘plegen te bieden-criterium'. Een inmiddels gefailleerde revalidatiezorginstelling vordert in deze procedure (samengevat) een gebod aan zorgverzekeraar DSW de door hem geleverde zorg te vergoeden als medisch-specialistische revalidatiezorg. Het gerechtshof oordeelde aan de hand van het ABK 2012 dat in de gevallen waarin face-to-face contact tussen revalidatiearts en patiënt ontbrak, geen sprake was van zorg zoals medisch specialisten die plegen te bieden. De Hoge Raad oordeelt dat het gerechtshof een juist toetsingskader heeft gehanteerd en verwerpt het cassatieberoep van de revalidatiezorginstelling.

 

Wet langdurige zorg

Rechtbank Gelderland, 5 januari 2023 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:31

Deze zaak draait om een toeslag voor ‘Palliatief terminale zorg’ (PTZ-toeslag). Er is volgens de bestuursrechter sprake van een situatie van dermate actief toezicht in de uren waarin geen directe zorghandelingen verricht worden, dat ook deze uren aangemerkt moeten worden als directe zorguren. Dat betekent dat er bij eiser sprake is van een behoefte aan 24-uurs zorg. Omdat de belangen van eiser zwaarder wegen dan die van het zorgkantoor, kan in zijn situatie de 24-uurs zorg met PTZ-toeslag worden ingekocht met een pgb.

 

Centrale Raad van Beroep, 4 januari 2023 (datum publicatie: 5 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:1

Volgens de Centrale Raad heeft het zorgkantoor terecht een pgb geweigerd. Aan de eisen die gesteld worden aan een gewaarborgde hulp is niet voldaan.  

 

Centrale Raad van Beroep, 23 december 2022 (datum publicatie: 4 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2022:2858

Volgens de Centrale Raad heeft het zorgkantoor terecht de aanvraag om een pgb afgewezen. De aanvrager is er niet in geslaagd aan te tonen dat het te verlenen pgb op doelmatige wijze zal worden besteed aan toereikende zorg van goede kwaliteit.

 

Rechtbank Den Haag, 13 december 2022 (datum publicatie: 5 januari 2023), ECLI:NL:RBDHA:2022:14033 

De reden dat eiser opnieuw een aanvraag voor Wlz-zorg heeft ingediend, was omdat de eerder in 2017 geïndiceerde zorg is ingetrokken. Eiser heeft de nieuwe aanvraag niet gedaan omdat sprake was van een wijziging in zijn zorgbehoefte. Nu met de uitspraak van de CRvB vaststaat dat eiser recht heeft op Wlz-zorg en tussen partijen niet in geschil is dat zijn zorgbehoefte niet is gewijzigd, heeft het zorgkantoor geen bevoegdheid om het eerder door haar afgegeven indicatiebesluit te herzien. Dat volgens het zorgkantoor de zorgbehoefte van eiser beter past in een ander zorgprofiel is niet van belang, omdat zij niet bevoegd is geweest om de medische onderzoeken te verrichten waaruit dit volgt. Dit betekent dat eiser per 24 januari 2017 ongewijzigd recht heeft op Wlz-zorg met zorgprofiel VV-SOM 7.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2 januari 2023 (datum publicatie: 11 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:123

Deze uitspraak gaat over de vraag of een zorgaanbieder de zorgovereenkomst mocht opzeggen. Volgens de rechtbank is dit het geval. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat het gedrag van eiser bestaande uit het blijven vertonen van verbaal agressief gedrag en (hierover) niet aanspreekbaar zijn, grote impact heeft op, en een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt bij, medebewoners en medewerkers en ontwrichtend werkt op het klimaat op de locatie. Dit vormt een gewichtige reden om de zorgovereenkomst – en daarmee ook het verblijf op de locatie van de zorgaanbieder – te beëindigen.

 

Rechtbank Amsterdam, 6 december 2022 (datum publicatie: 13 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:7103

Volgens de rechtbank heeft de SVB de aanvraag om een A1 verklaring toepasselijke socialezekerheidswetgeving terecht afgewezen. Dat verzoeker geen substantiële werkzaamheden in België verrichtte en wel zodanige werkzaamheden in Nederland dat hij hier verzekerd moet worden geacht, is niet gebleken. Hierdoor is verzoeker niet verzekerd voor Wlz.    

 

Rechtbank Midden-Nederland, 16 september 2022 (datum publicatie: 27 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:4240

De rechtbank volgt de Raad in haar vaste rechtspraak omtrent de vraag wanneer iemand aangewezen is op 24-uurs zorg. Volgens vaste rechtspraak is een advies van een medisch adviseur van een bestuursorgaan een deskundigenadvies. Als dat advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag het bestuursorgaan bij de besluitvorming in beginsel van het advies uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. In dit geval heeft eiser geen medische stukken overgelegd die over deze medische adviezen twijfel zaaien. 

 

Rechtbank Noord-Holland, 1 december 2022 (datum publicatie: 18 januari 2023), ECLI:NL:RBNHO:2022:12023

De rechtbank is van oordeel dat de nicht van eiseres terecht als toeslagpartner van eiseres is aangemerkt en dat de nicht van eiseres verzekeringsplichtig was. Hierdoor komt eiseres niet in aanmerking voor een hogere zorgtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dan ook terecht een bedrag aan zorgtoeslag teruggevorderd van eiseres. Het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.

 

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 januari 2023 (datum publicatie: 23 januari 2023), ECLI:NL:GHARL:2023:492\

Cliënt verblijft in zorginstelling op basis van een dienstverleningsovereenkomst (a) en een huurovereenkomst (b). De instelling zegt a op. Die opzegging is, in de omstandigheden van het geval, terecht omdat het noodzakelijke vertrouwen geheel is komen te ontbreken. Het zorgelement overheerst in de combinatie van a en b. Met het einde van a is daarom ook b geëindigd.

 

Jeugdwet

Rechtbank Gelderland, 4 januari 2023 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:20

Deze zaak gaat over het tijdig nemen van besluiten. In dit geval vroeg de jeugdige om ergo- en haptotherapie als voorzieningen, maar deze voorzieningen vallen niet onder de Jeugdwet maar onder de Zorgverzekeringswet. Omdat er geen sprake was van een verwijzing op grond van de Jw moest de gemeente eerst een besluit nemen over de vraag of zij, in strijd met het bepaalde in de Jw, deze voorziening toch, op grond van de Jw, aan eiser wilde toekennen. De rechtbank acht het voorstelbaar dat verweerder voor het nemen van deze (contra legem)beslissing meer tijd nodig heeft gehad dan acht weken. 

 

Rechtbank Gelderland, 4 januari 2023 (datum publicatie: 6 januari 2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:21

De gemeente heeft in de gewijzigde beslissing op bezwaar voldoende gemotiveerd waarom het op onderdelen is afgeweken van het advies van de deskundige. De gemeente heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat én waarom voor begeleiding bij onderwijs en medische onderzoeken geen voorziening op grond van de Jw wordt toegekend. Rechtbank kan de gemeente volgen in de vaststelling van het (grote) aantal zorgtaken én het (aanzienlijke) aantal uren waarvoor wel voorzieningen zijn toegekend. Voor de toekenning van het pgb heeft de gemeente terecht aangesloten bij de Jw, de Regeling Jw en de plaatselijke verordening. Gesteld noch gebleken is dat eisers met moeder een arbeidsovereenkomst hebben gesloten. Van een verplichting om tarief te baseren op wettelijk minimumloon is daarom geen sprake.

 

Rechtbank Midden-Nederland, 19 augustus 2022 (datum publicatie: 19 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:3523

Volgens de rechtbank heeft eiser geen belang bij de beoordeling van de vraag of de hoogte van het toegekende pgb voldoende is om de betreffende ondersteuning in te kopen.

 

Rechtbank Gelderland, 13 januari 2023 (datum publicatie: 19 januari 2023), ECLI:NL:RBGEL:2023:136

Volgens de rechtbank is de zorgverlener belanghebbende bij het indicatiebesluit gericht aan degene die behoefte had aan ondersteuning op grond van de Jeugdwet. De zorgverlener heeft een niet parallel lopend belang heeft bij het indicatiebesluit, gelegen in de hoogte van het tarief. Bovendien is er in dit geval geen andere (bestuursrechtelijke) procedure waarin eiseres daartegen kan opkomen. Dit klemt te meer nu eiseres de zorg al heeft verleend. Gelet op de door het college goedgekeurde zorgovereenkomst en de door de Svb in augustus 2020 over de eerste twee maanden verrichte betalingen uit het door verweerder bij de Svb klaargezette pgb-budget, mocht de zorgverlener erop vertrouwen dat zij betaald zou krijgen conform het tarief dat was vastgelegd in de goedgekeurde zorgovereenkomst.

 

Rechtbank Midden-Nederland, 16 september 2023 (datum publicatie: 27 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:4242

Volgens de rechtbank heeft het college het stappenplan van de Raad die bij het indiceren van jeugdhulp geldt, niet goed doorlopen. Het college heeft namelijk onvoldoende in kaart gebracht welke hulp en hoeveel hulp de minderjarige nodig heeft om – kort gezegd – gezond en veilig op te groeien. Verder heeft het college bij de vraag of de eigen mogelijkheden toereikend zijn de financiële situatie van het gezin onvoldoende meegewogen.

 

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Rechtbank Amsterdam, 3 augustus 2019 (datum publicatie: 9 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2019:10339

Deze zaak gaat over resultaatgericht beschikken. In het primaire besluit is echter slechts in algemene zin overwogen dat eiseres wordt toegelaten tot de maatschappelijke opvang zonder dat duidelijk is gemaakt wat dat in het geval van eiseres concreet inhoudt. Bovendien is in het primaire besluit overwogen dat als deze plaats in de maatschappelijke opvang niet direct beschikbaar is, eiseres op een wachtlijst wordt geplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank is dit in strijd met de gemeentelijke verordening en met het rechtszekerheidsbeginsel. Niet is immers duidelijk welke concrete voorziening in het geval van eiseres is getroffen en dus ook niet of deze maatwerkvoorziening op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van eiseres is afgestemd.

 

Centrale Raad van Beroep, 5 januari 2023 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:16

Deze zaak gaat over de vraag wanneer de gemeente het besluit omtrent toekenning van een pgb had moeten laten ingaan. Volgens de Centrale Raad is de betreffende inwoner er niet in geslaagd die bijzondere feiten of omstandigheden aannemelijk te maken die meebrengen dat het college de ingangsdatum van de ondersteuning bij zelfzorg en gezondheid had moeten bepalen op 18 februari 2018.

 

Centrale Raad van Beroep 5 januari 2023 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:20

Volgens de Centrale Raad is de aanvraag voor de maatwerkvoorziening opvang terecht afgewezen. De gemeente heeft voldoende onderzoek gedaan. Appellante moet in staat worden geacht zelf in onderdak voor haar en haar gezin te kunnen voorzien. Zij heeft immers rechtmatig verblijf en heeft inkomsten uit arbeid boven de toepasselijke bijstandsnorm waarmee zij geacht wordt te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. De Wmo 2015 is niet bedoeld om een oplossing te bieden voor schaarste op de woningmarkt.

 

Centrale Raad van Beroep, 11 januari 2023 (datum publicatie: 12 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:51

De gemeente heeft in deze zaak de aanvraag voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden terecht afgewezen, omdat van de zoon en echtgenoot van appellante mag worden gevergd dat zij huishoudelijke taken als gebruikelijke hulp verrichten. De gemeente was niet gehouden was om appellante een ligbad te verstrekken. De gemeente heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er in de in geding zijnde periode geen te compenseren beperkingen zijn in de zelfredzaamheid of participatie, zodat er geen noodzaak is om de gevraagde maatwerkvoorziening aan appellante te verstrekken.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 januari 2023 (datum publicatie: 13 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:107

Deze zaak gaat over de vraag of familieleden belanghebbend zijn bij de afwijzing van een aanvraag om een maatwerkvoorziening door iemand die daarna overleden is. Volgens de rechtbank is dit het geval omdat deze familieleden de maatwerkvoorziening vooruitlopend op de beschikking hebben voorgefinancierd.   

 

Centrale Raad van Beroep, 6 januari 2023 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:22

De gemeente heeft de aanvraag voor het plaatsen van een douchecabine volgens de Centrale Raad terecht afgewezen. Geen medische noodzaak voor het plaatsen van een douchecabine.

 

Centrale Raad van Beroep, 4 januari 2023 (datum publicatie: 5 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:3

Deze uitspraak gaat over resultaatgericht beschikken. In dit geval heeft de rechtbank onvoldoende onderkend dat de aanspraak in het besteden besluit niet voldoende is geconcretiseerd. Verzoeker is tegen die uitspraak in kort geding opgekomen bij de Centrale Raad die verzoeker in het gelijkt stelt. De gemeente moet van de Raad deugdelijk onderbouwd vaststellen op hoeveel, naar tijdseenheden bepaalde, ondersteuning verzoeker aanspraak maakt. Verder moet de gemeente mede aan de hand van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 bezien of verzoeker in aanmerking komt voor een pgb. Als verzoeker in aanmerking komt voor een pgb moet de gemeente zich nader beraden over de ingangsdatum van de maatwerkvoorziening.

 

Rechtbank Amsterdam, 16 november 2022 (datum publicatie: 9 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:6595

Volgens de rechtbank heeft de gemeente de aanvraag voor een canta op grond van de Wmo terecht afgewezen. Het lag op de weg van eiser om zelf (tijdig) de voor die aanvraag benodigde medische stukken te overleggen. De afwijzing is volgens de rechtbank ook voldoende gemotiveerd. 

 

Centrale Raad van Beroep, 11 januari 2023 (datum publicatie: 12 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:52

De gemeente heeft volgens de Centrale Raad terecht een maatwerkvoorziening autoaanpassing in de vorm van een pgb van € 15.283,42 verstrekt. Met de bekrachtiging van het bestreden besluit door de gemeente is tijdens de zitting bij de Raad het mandaatgebrek hersteld. Met de verstrekte auto-aanpassingen is volledig voorzien in het vervoersprobleem van appellante. Ze kan zich immers met de huidige aanpassingen van de auto met haar hulphond verplaatsen.      

 

Centrale Raad van Beroep, 5 januari 2023 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:21

De gemeente heeft de brief waarmee een ZZP-er wordt uitgesloten van het inkoopnetwerk Wmo terecht als civielrechtelijke rechtshandeling aangemerkt, die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep.

 

Centrale Raad van Beroep, 4 januari 2023 (datum publicatie: 5 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:2

De gemeente heeft de aanvraag voor ondersteuning in groepsverband voor zes dagdelen per week, in de vorm van een pgb en te besteden bij Jes we care te Hengelo terecht afgewezen. De gemeente heeft voldoende gemotiveerd waarom in dit geval ten behoeve van de dagbesteding kan worden volstaan met de algemene voorziening, deelname aan de Avem-groep.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 5 januari 2023 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:49

Deze zaak gaat over de omvang van de beschikking voor huishoudelijke hulp. Appellant vindt dat hij meer ondersteuning had moeten krijgen. Volgens de rechtbank heeft de gemeente de omvang van de beschikking goed vastgesteld. Appellant heeft niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van een noodzaak van meer wasgangen per week, dat er meer tijd nodig is voor strijken of dat er extra schoonmaakwerkzaamheden verstrekt moeten worden.   

 

Rechtbank Amsterdam, 15 augustus 2022 (datum publicatie: 4 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:5181

De rechtbank ziet niet in waarom eiser, gelet op zijn leeftijd en zijn psychische achtergrond, niet geholpen kan worden bij behoud van stabiliteit dan wel bij begeleiding bij achteruitgang. Ook acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd door de gemeente waarom dagbesteding voor eiser passend is. Als wel een pgb is toegekend voor hulp bij huishouden, valt niet in te zien waarom het pgb beheer voor ambulante ondersteuning een probleem is als dit via de zoon van eiser kan worden opgelost. De gemeente dient dit nader te motiveren.

 

Raad van State, 25 januari 2023 (datum publicatie: 25 januari 2023), ECLI:NL:RVS:2023:286

De gemeente Haarlem heeft een aanvraag voor een contingent-urgentieverklaring afgewezen. Eiseres verblijft met haar twee kinderen in een maatschappelijke opvang in Hoofddorp. Dit is een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Zij heeft een contingent-urgentieverklaring aangevraagd. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat zij voorafgaand aan haar verblijf in de maatschappelijke opvang niet ten minste twee van de drie jaren in Haarlem heeft gewoond. Dit is een voorwaarde die staat in de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond. Voordat eiseres naar Haarlem kwam, woonde zij in België. Dat eiseres in Haarlem heeft gewoond voorafgaand aan haar verblijf in België, haar familie in Haarlem woont, zij de zorg draagt voor haar moeder en een van haar kinderen in Haarlem naar school gaat, is volgens het college onvoldoende om de hardheidsclausule toe te passen.

 

Centrale Raad van Beroep, 25 januari 2023 (datum publicatie: 31 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:192

In deze zaak verenigt de Raad zich met het oordeel van de rechtbank dat het college op grond van de Wmo 2015 niet gehouden is om appellante een vervoersvoorziening te verstrekken die haar in staat stelt zich bovenregionaal te verplaatsen. Niet gebleken is dat het college de medische situatie van appellante en haar vervoersbehoefte onvoldoende en onjuist in kaart heeft gebracht.  

 

Centrale Raad van Beroep, 25 januari 2023 (datum publicatie: 30 januari 2023), ECLI:NL:CRVB:2023:168

In deze zaak legt de Raad nog een keer het proces uit waarmee een aanvraag om een maatwerkvoorziening kan worden ingediend en op welke wijze de rechtsbescherming is geregeld. Volgens de Raad volgt uit de systematiek van de Wmo 2015 dat een cliënt in eerste instantie bij het college een melding doet van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, waarna het college binnen zes weken een onderzoek uitvoert en aan de cliënt of diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek verstrekt. Als het onderzoek is afgerond en het college daarin geen aanleiding heeft gezien om (ambtshalve) een maatwerkvoorziening te verstrekken, kan de cliënt een aanvraag om een maatwerkvoorziening indienen. Dit recht komt de cliënt ook toe als het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken, waarna hij een aanvraag kan indienen zonder de afronding van het onderzoek af te wachten. Zodra een aanvraag is gedaan moet het college, gelet op artikel 2.3.5, tweede lid, van de Wmo 2015, binnen twee weken beslissen op de aanvraag. Tegen die beslissing staat rechtsbescherming open.

 

Rechtbank Midden-Nederland, 26 oktober 2022 (datum publicatie: 31 januari 2023), ECLI:NL:RBMNE:2022:4409 en ECLI:NL:RBMNE:2022:4408 en ECLI:NL:RBMNE:2022:4407

Deze zaken gaan over resultaatgericht beschikken. De gemeente handelt in strijd met de door de CRvB voorgeschreven handelwijze en miskent hiermee dat de Wmo-doelgroep vooral bestaat uit kwetsbare en veelal oudere personen, voor wie het moeilijk, zo niet onmogelijk is om aan de hand van het primaire besluit te achterhalen op hoeveel uren huishoudelijke hulp men aanspraak kan maken. Kwetsbare personen dreigen hierdoor tussen wal en schip te vallen en zijn genoodzaakt om bezwaar te maken om verweerder ertoe te bewegen om wel een besluit met een indicatie in uren te nemen. Het is aan verweerder om in een zo vroeg mogelijk stadium aan betrokkenen duidelijk te maken voor hoeveel uren in een bepaalde periode recht op huishoudelijke hulp bestaat. Zeker nu dit voor de gemeente – zoals hij ter zitting heeft verklaard – een eenvoudige rekensom betreft, ziet de rechtbank niet in waarom de gemeente niet al in het primaire besluit het aantal toegekende uren noemt.

 

Rechtbank Amsterdam, 17 januari 2023 (datum publicatie: 20 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2023:137    

De rechtbank overweegt dat in artikel 5.3.5, eerste en tweede lid, van de Wmo 2015 staat dat Veilig Thuis persoonsgegevens over een betrokkene die zij op grond van de Wmo 2015 onder zich heeft, binnen drie maanden vernietigt, nadat een betrokkene om vernietiging heeft verzocht, tenzij redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van de gegevens van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de verzoeker, of als de wet zich tegen vernietiging verzet. Uit de wet volgt dus dat het uitgangspunt is dat een dossier vernietigd wordt. De gemeente heeft onvoldoende onderbouwd waarom in dit geval van dit uitgangspunt afgeweken moet worden.

 

Wet marktordening gezondheidszorg

Gerechtshof Amsterdam, 10 januari 2023 (datum publicatie: 12 januari 2023), ECLI:NL:GHAMS:2023:48

Deze uitspraak gaat over het declareren van zorgkosten via een factoringmaatschappij. Deze maatschappij handelt niet in strijd met de AVG door op de facturen een summiere specificatie op te nemen van de verleende zorg omdat de maatschappij als zorgaanbieder kwalificeert in de zin van de Wmg. Op grond van artikel 38, tweede lid, Wmg dienen zorgaanbieders een tarief in rekening te brengen onder vermelding van de daarbij behorende prestatieomschrijving.   

 

Rechtbank Noord-Nederland, 27 januari 2023 (datum publicatie: 31 januari 2023), ECLI:NL:RBNNE:2023:279

Deze zaak gaat over de vraag wie bevoegd is te oordelen over de rechtmatigheid van de intrekking van een erkenning praktijkopleidingsinstelling. De registratiecommissie die de erkenning intrekt is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Daarmee is ook geen sprake van besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waarover de bestuursrechter bevoegd is te oordelen. Er kan dan ook uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld (artikel 8:71 van de Awb).

 

Rechtbank Rotterdam, 28 december 2022 (datum publicatie: 17 januari 2023), ECLI:NL:RBROT:2022:11732

In deze zaak kwalificeert de rechtbank het handelen van een zorgaanbieder in strijd met de Wmg als onrechtmatige daad. De DBC-code die de kliniek hanteert is een code met klinische opname, terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake is. Dat is in strijd met artikel 35 van de WMm. Op grond van onrechtmatige daad moet de kliniek de verzekeraars het verschil in uitbetaling tussen de juiste code (niet-klinisch, niet-topreferent) en de gehanteerde code als schade vergoeden.  

 

Opzegging zorgovereenkomst

Rechtbank Rotterdam, 3 november 2022 (datum publicatie: 9 januari 2023), ECLI:NL:RBROT:2022:11588

Deze uitspraak gaat over de opzegging van een zorgovereenkomst. De vertegenwoordiger van gedaagde heeft de overeenkomst per direct opgezegd, zonder het in acht nemen van de opzegtermijn. De rechtbank oordeelt dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eiseres hierdoor heeft geleden. De omstandigheid dat de vertegenwoordiger van gedaagde heeft aangevoerd dat de opzegging in overleg met het adviesorgaan heeft plaatsgevonden en dat eiseres aan gedaagde niet de zorg verleende zoals dat was afgesproken, doet aan deze schadeplichtigheid niet af. Enkel in goed overleg kan de zorgovereenkomst immers zonder opzegtermijn worden beëindigd. Zelfs in het geval van een dringende reden voor beëindiging van de zorgovereenkomst moet op grond van de zorgovereenkomst een opzegtermijn van één maand worden gehanteerd, waarvan enkel in goed overleg kan worden afgeweken.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2 januari 2023 (datum publicatie: 11 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2023:123

Deze uitspraak gaat (onder meer) over een vordering tot toelating tot een woning na de opzegging van de zorgovereenkomst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt dat het gedrag van eiser grote impact heeft op medebewoners en medewerkers en ontwrichtend werkt op het klimaat op de locatie. Dit vormt een gewichtige reden om de zorgovereenkomst te beëindigen. Tevens is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de medebewoners en medewerkers om in een veilige omgeving te kunnen wonen, zorg te ontvangen en zorg te kunnen verlenen zwaarder weegt dan belang van eiser om terug te keren in het appartement. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de zorgaanbieder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een zorgvuldige opzegging. Vaststaat namelijk dat de zorgaanbieder zich (onder meer) heeft ingespannen om alternatieve woonruimte voor eiser te vinden. Eiser heeft deze pogingen tegengewerkt door voortdurend alle contacten met mogelijke zorgverleners af te houden of zich oncoöperatief te gedragen. De vorderingen van eiser worden dan ook afgewezen.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 9 februari 2022 (datum publicatie: 17 januari 2023), ECLI:NL:RBZWB:2022:8177

Deze uitspraak gaat over de opzegging van een gemengde huur-zorgovereenkomst. De Stichting vordert (onder meer) om gedaagde te veroordelen om de woonruimte binnen een week na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten. De vraag die voor ligt bij de kantonrechter is of in de bodemprocedure zeer waarschijnlijk zal worden geoordeeld dat de Stichting kon overgaan tot opzegging van de zorgovereenkomst, met als gevolg dat ook de huurovereenkomst is geëindigd. Hoewel de Stichting stelt dat de opzegging gegrond is op gewichtige redenen omdat gedaagde zorg en begeleiding weigert, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken dat de situatie zodanig ernstig was, dat in redelijkheid niet meer van de Stichting kon worden gevergd om de zorgovereenkomst voort te zetten. De vorderingen van de stichting worden dan ook afgewezen.

 

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17 januari 2023 (datum publicatie: 23 januari 2023), ECLI:NL:GHARL:2023:492

Deze uitspraak gaat over de opzegging van een zorgovereenkomst. De betreffende cliënt verblijft in de zorginstelling op basis van een dienstverleningsovereenkomst en een huurovereenkomst. De instelling zegt de dienstverleningsovereenkomst op. Die opzegging is, in de omstandigheden van het geval, terecht omdat het noodzakelijke vertrouwen geheel is komen te ontbreken. Het zorgelement overheerst in de combinatie van de dienstverleningsovereenkomst en de huurovereenkomst. Met het einde van de dienstverleningsovereenkomst is daarom ook de huurovereenkomst geëindigd.

 

AVG

Gerechtshof Amsterdam, 10 januari 2023 (datum publicatie: 11 januari 2023), ECLI:NL:GHAMS:2023:48

Deze uitspraak gaat over een vordering om schadevergoeding wegens schending van privacy. Er is geen sprake van een schending van de AVG en de geheimhoudingsplicht door bij de incassoprocedure gebruik te maken van een factuur met daarop een summiere specificatie van de verleende zorg. Dat geïntimeerde de vorderingen instelde uit hoofde van cessie doet er niet aan af dat zij op grond van artikel 1 lid 1 sub c onder 2 van Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) aan te merken is als zorgaanbieder.

 

MSB

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11 november 2022 (datum publicatie: 10 januari 2023), ECLI:NL:GHARL:2022:9296

Het bestuur van het MSB van een ziekenhuis heeft de ledenovereenkomst met (de praktijkvennootschap van) een medisch specialist opgezegd vanwege, kort gezegd, disfunctioneren van de medisch specialist. Aan de medisch specialist is ook de toegang ontzegd tot het ziekenhuis en de geautomatiseerde (patiënt)systemen. De medisch specialist heeft  een procedure gestart bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg met onder meer als inzet een verklaring voor recht dat de opzegging van de ledenovereenkomst onrechtmatig is  dan wel nietig of vernietigbaar is. In een arbitraal vonnis van 13 augustus 2021 heeft het Scheidsgerecht Gezondheidszorg de vorderingen van de medisch specialist afgewezen. In hoger beroep laat het Gerechtshof de uitspraak van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg in stand.

 

Overname

Rechtbank Amsterdam, 12 december 2012 (datum publicatie: 19 januari 2023), ECLI:NL:RBAMS:2022:7934

Twee tandartsen verkopen hun tandartsenpraktijk. In de koopovereenkomst is bepaald dat de tandartsen nog tenminste 12 maanden na de levering van de aandelen als tandarts/manager werkzaam zullen blijven in de praktijk op basis van een overeenkomst van opdracht. Er ontstaat onenigheid over de praktijkvoering door de tandartsen en over de uitleg van het in de koopovereenkomst opgenomen non-concurrentiebeding. De voorzieningenrechter wijst de door de tandartsen gevorderde voorzieningen (voorschot op gepretendeerde omzetderving en schorsing van het non-concurrentiebeding) af.