1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Kabel- en leidingschade; de nauwkeurigheid van de klic-tekening

Kabel- en leidingschade; de nauwkeurigheid van de klic-tekening

InleidingOp grond van de WION en het daarbij behorende besluit BION rust er, in algemene bewoording, op de grondroerder een onderzoeksplicht en op de netbeheerder een informatieplicht. Op grond van artikel 2 WION dient een grondroerder: (i) een klic-melding te doen, (ii) de klic-tekening op locatie aanwezig te hebben en (iii) op locatie onderzoek te verrichten naar de precieze ligging van de kabels en leidingen.Op grond van artikel 10 WION dient de netbeheerder de liggingsgegevens van haar ka...
Leestijd 
Auteur artikel Sebastiaan van de Kant (uit dienst)
Gepubliceerd 18 januari 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Inleiding
Op grond van de WION en het daarbij behorende besluit BION rust er, in algemene bewoording, op de grondroerder een onderzoeksplicht en op de netbeheerder een informatieplicht. Op grond van artikel 2 WION dient een grondroerder: (i) een klic-melding te doen, (ii) de klic-tekening op locatie aanwezig te hebben en (iii) op locatie onderzoek te verrichten naar de precieze ligging van de kabels en leidingen.

Op grond van artikel 10 WION dient de netbeheerder de liggingsgegevens van haar kabels en leidingen te verstrekken. Op grond van artikel 5 lid 2 BION dient de ligging van een kabel of leiding met een nauwkeurigheid van één (1) meter door de netbeheerder in te worden getekend. De grondroerder mag tot op bepaalde hoogte uitgaan van de nauwkeurigheid van de klic-tekening.

In een recente kwestie heeft het gerechtshof Amsterdam uitgemaakt wanneer een grondroerder uit mag gaan van de nauwkeurigheid van de klic-tekening.

De casus
BV X heeft opdracht gekregen om een oude damwand te renoveren door aan de waterkant een nieuwe damwand tegen de oude damwand aan te plaatsen. BV X heeft voorafgaand aan de werkzaamheden een klic-melding gedaan. Uit de klic-tekening bleek parallel aan de damwand de aanwezigheid van een kabel van Liander. BV X heeft middels twee proefsleuven, die met een afstand van ca. 75 cm van elkaar zijn gegraven, de kabel van Liander gelokaliseerd aan de straatkant van de damwand. Enkele meters na de tweede proefsleuf loopt de kabel van Liander echter, anders dan op de klic-tekening, van de straatkant af onder de oude damwand door (en dus aan de waterkant) om vervolgens weer terug naar de straatkant te keren om de ingetekende ligging weer te vervolgen.

De kabel van Liander is met het inslaan van de nieuwe damwand aan de waterkant beschadigd geraakt. De ligging van de kabel op het geraakte punt week 1,02 danwel 1,12 meter af van de door Liander ingetekende ligging.

De vraag die het hof voorlag was of BV X, ondanks het doen van een klic-melding en het graven van twee proefsleuven, een onrechtmatige daad heeft gepleegd en zodoende aansprakelijk is voor de schade van Liander. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend.

Het hof overweegt dat voor de beantwoording van de vraag wat er in casu van BV X nog meer mocht worden verwacht met betrekking tot de zorgvuldigheid van het onderzoek naar de daadwerkelijke ligging van kabels, het aankomt op alle omstandigheden. Hiertoe behoort zowel de plaatselijke situatie als ook de nauwkeurigheid van de klic-tekening waar BV X van uit mocht gaan:

Art. 5 lid 2 BION geeft immers geen regel voor [X] als grondroerder, maar voor Liander als netbeheerder. De betekenis van dit artikel voor de grondroerder is, dat deze van de hem aangeleverde tekeningen mag verwachten dat ze op één meter nauwkeurig zijn. Dat de beheerder praktisch gesproken niet in staat is om die nauwkeurigheid te bieden acht het hof, zeker bij tekeningen uit 1957 maar ook bij wat jongere tekeningen, alleszins aannemelijk. Dat gaat als zodanig [X] echter niet aan. Hij mag ervan uitgaan dat de netbeheerders zich zo goed mogelijk aan de wet houden. Als in een bepaald geval uit concrete gegevens bekend of kenbaar is dat de kaart niet nauwkeurig kan zijn, is dat uiteraard anders, maar daarvan was in dit geval geen sprake.”


Het hof geeft daarbij nog aan dat uit de richtlijn zorgvuldig graafproces (voorheen bekend als: “CROW 250”, thans bekend als: “CROW 500, Schade voorkomen aan kabels en leidingen”) niet valt af te leiden dat het in de branche algemeen bekend is dat de wettelijk vereiste nauwkeurigheid van de kaarten niet haalbaar is ‘en dat daaruit zou volgen dat het niet opvolgen van bedoeld advies zonder meer onzorgvuldig is’.

Nu BV X een klic-melding heeft gedaan, met twee proefsleuven de ingetekende kabel van Liander heeft gelokaliseerd, zij af mocht gaan op de nauwkeurigheid van de klic-tekening en er geen concrete aanwijzingen waren dat de klic-tekening niet aan de eisen zou voldoen komt het hof tot de conclusie dat in dit geval er geen sprake is van verwijtbaar onzorgvuldig handelen. BV X is zodoende niet aansprakelijk voor de schade van Liander.

Conclusie
De omstandigheden van het geval zullen bepalen of in een specifieke kwestie er wel of geen sprake is van een onrechtmatige daad. Het hof erkent dat deze kwestie casuïstisch was en overweegt zodoende ten overvloede:

dat de invoering van art. 5 lid 2 van de BION in die zin verschil maakt voor de (door de rechter in elk geval opnieuw te maken) afweging dat het vertrouwen dat de grondroerder mag hebben in de KLIC-tekening zwaarder weegt dan vroeger. De grondroerder mag in beginsel uitgaan van een kaart die tot op een meter nauwkeurig is. Dat de wetgever het onmogelijke van beheerders vergt en de publiekrechtelijke regels niet handhaaft doet in de verhouding tussen beheerder en grondroerder niet ter zake. In zoverre heeft de WION c.a. dus het door de wetgever expliciet beoogde gevolg, dat grondroerders minder snel aansprakelijk zullen zijn dan voorheen. Anderzijds brengt de algemeen bekende omstandigheid dat de werkelijke ligging niet volledig met de tekening overeenstemt en de best practice uit de richtlijn mee, dat het enkele gegeven dat de kabel niet binnen de één meter-grens lag niet voldoende is voor de conclusie dat de grondroerder niet aansprakelijk is. Het zal daarbij blijven aankomen op de feitelijke situatie.”

Sebastiaan van de Kant & Peter van Huizen