1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Ondernemingskamer kritisch over toepassing enquêterecht door cliëntenraad

Ondernemingskamer kritisch over toepassing enquêterecht door cliëntenraad

Op 29 oktober jl. heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam negatief beschikt op het verzoek van de cliëntenraad van het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis (verder: Zuwe Hofpoort) tot het starten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen de Woerdense zorginstelling. Deze beschikking lijkt een rem te zetten op een al te lichtvaardig gebruik van het zware middel van het enquêterecht.AchtergrondIn 2011 worden binnen Zuwe Hofpoort gesprekken gevoerd over een toekomstig pa...
Leestijd 
Auteur artikel Tom van Malssen
Gepubliceerd 06 november 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 29 oktober jl. heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam negatief beschikt op het verzoek van de cliëntenraad van het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis (verder: Zuwe Hofpoort) tot het starten van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen de Woerdense zorginstelling. Deze beschikking lijkt een rem te zetten op een al te lichtvaardig gebruik van het zware middel van het enquêterecht.

Achtergrond
In 2011 worden binnen Zuwe Hofpoort gesprekken gevoerd over een toekomstig partnerschap met een ander ziekenhuis. De cliëntenraad is bij deze gesprekken aanwezig. Begin 2013 komt een intentieverklaring tussen Zuwe Hofpoort en het St. Antonius Ziekenhuis (verder: St. Antonius) tot stand. De intentieverklaring wordt aan de cliëntenraad gestuurd en de cliëntenraad wordt gevraagd om over de intentieverklaring te adviseren. De cliëntenraad adviseert positief.

In augustus 2013 informeert de raad van bestuur van Zuwe Hofpoort de cliëntenraad dat in de volgende fase van de voorgenomen samenwerking voor een beperkt aantal scenario’s een integratieplan zal worden uitgewerkt. Tijdens verschillende vergaderingen en achterbanbijeenkomsten worden de voorkeursscenario’s door of namens de raad van bestuur uitgebreid aan de cliëntenraad toegelicht. Begin 2014 wordt de cliëntenraad in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over het voorgenomen besluit tot een bestuurlijke fusie tussen Zuwe Hofpoort en St. Antonius.

Vervolgens ontstaat een inhoudelijke discussie tussen de cliëntenraad en de raad van bestuur over de door de raad van bestuur gemaakte beleidskeuzes. Uitvoerige correspondentie en een groot aantal gesprekken zijn het gevolg. Conclusie: er bestaat een inhoudelijk “verschil van mening” tussen de raad van bestuur en de cliëntenraad.

In reactie op deze conclusie stelt de cliëntenraad zich begin oktober 2014 op het standpunt dat de op dat moment aanstaande stemming binnen de medische staf van respectievelijk Zuwe Hofpoort en St. Antonius over de voorgenomen fusie zou impliceren dat de raad van bestuur al een voorgenomen besluit zou hebben genomen. De maatschappen van medisch specialisten zouden hun advies namelijk uitsluitend op basis van een concreet fusieplan (lees: op een voorgenomen besluit) willen baseren. Dit zou de rol van de cliëntenraad als gespreks- en adviespartner – die vervolgens ook nog zou mogen adviseren – illusoir maken.

Onder dreiging van een juridische procedure sommeert de advocaat van de cliëntenraad de raad van bestuur vervolgens om advisering door de medische staven aan te houden totdat de cliëntenraad advies heeft uitgebracht. In reactie op deze dreiging laat de raad van bestuur de cliëntenraad uitdrukkelijk weten dat hij, anders dan de cliëntenraad suggereert, nog géén voorgenomen besluit heeft genomen. Dit weerhoudt de (advocaat van de) cliëntenraad er echter niet van om een enquêteprocedure te starten bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam. Ook het aanbod van Zuwe Hofpoort om – in afwijking van gemaakte afspraken – de cliëntenraad niet volgend op maar parallel aan de advisering door de medische staven een integraal (en op de eerdere adviesaanvraag gebaseerd) advies over de voorgenomen fusie uit te laten brengen vermag de cliëntenraad niet op andere gedachten te brengen.

Grondslag van het verzoek
De cliëntenraad stelt zich op het standpunt dat Zuwe Hofpoort in strijd met artikel 3 van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) en de Zorgbrede Governancecode (ZGC 2010) heeft gehandeld door het adviesrecht van de cliëntenraad “stelselmatig” te negeren. Artikel 3 van de WMCZ bepaalt onder andere dat zorgaanbieders de cliëntenraad in de gelegenheid stellen om advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit inzake fusies of het aangaan van duurzame samenwerking met een andere instelling (sub b). Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.

Op grond van de Zorgbrede Governancecode 2010 dient de zorginstelling een beleid te hebben voor het voeren van een dialoog met belanghebbenden (zoals de cliëntenraad). In geval van een fusie dient de raad van bestuur deze belanghebbenden in ieder geval te informeren en/of te raadplegen (artikel 2.2 lid 2 ZGC 2010).

Indien een raad van bestuur ernstig tekortschiet in het voldoen aan dergelijke verplichtingen komt het in de artikelen 344 e.v. van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen recht van enquête in het vizier. Dit recht moet worden toegewezen aan ten minste één partij die de belangen van de patiënten of cliënten van de zorginstelling vertegenwoordigt (artikel 2.2 lid 3 ZGC 2010). Bij Zuwe Hofpoort was deze partij de cliëntenraad.

Het recht van enquête geeft toegang tot de Ondernemingskamer bij het Gerechtshof Amsterdam. De Ondernemingskamer kan een onderzoek naar de gang van zaken en het beleid binnen een (zorg)organisatie gelasten. Voor het initiëren van een dergelijk onderzoek dient de Ondernemingskamer eerst te toetsten of er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen. Tijdens de enquêteprocedure kan de Ondernemingskamer in iedere fase op verzoek van een partij voorlopige voorzieningen treffen als daartoe een spoedeisend belang bestaat.

Omdat Zuwe Hofpoort in strijd zou hebben gehandeld met zowel artikel 3 van de WMCZ als de ZGC 2010 zouden zich gegronde redenen voordoen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken binnen de zorginstelling. De cliëntenraad verzoekt de Ondernemingskamer dan ook om een aantal onmiddellijke voorzieningen te treffen, waaronder het schorsen van besluitvorming en uitvoeringshandelingen rondom het fusietraject en het benoemen van één aanvullend lid van de raad van toezicht met doorslaggevende stem die de governance inzake het fusietraject dient te waarborgen en die moet proberen een minnelijke regeling tussen partijen te bewerkstelligen.

Het oordeel van de Ondernemingskamer
De Ondernemingskamer overweegt dat de raad van bestuur de cliëntenraad steeds uitgebreid van informatie heeft voorzien, dat er in alle fasen van de besluitvorming intensief overleg met de cliëntenraad is gevoerd en dat de cliëntenraad uitvoerig in de gelegenheid is gesteld om zijn mening te vormen en deze mening in te brengen. Ook bestaat volgens de Ondernemingskamer geen aanleiding om er van uit te gaan dat het bestuur deze inbreng niet in zijn overwegingen heeft betrokken:

 “Beziet men de wijze waarop Zuwe Hofpoort bij de hier aan de orde zijnde besluitvorming uitvoering heeft gegeven aan de medezeggenschap in zijn geheel, dan kan naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet worden gezegd, dat aan de rechten van de cliëntenraad tekort is gedaan, althans zodanig tekort is gedaan dat dit gegronde redenen oplevert om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen.


De Ondernemingskamer overweegt weliswaar in algemene termen dat “op zichzelf denkbaar” is dat het een of meermalen veronachtzamen van de uit de WMCZ voortvloeiende medezeggenschapsrechten gegronde redenen oplevert om aan een juist beleid of aan een juiste gang van zaken te twijfelen. De belangrijkste les in de onderhavige zaak lijkt echter te zijn dat een dergelijke situatie niet gauw aangenomen mag worden. Illustratief in dit kader is dat ondanks de uitdrukkelijke overwegingen van de Ondernemingskamer dat het hier gaat om “besluitvorming van gewichtige aard” en dat “zeker argumenten” zijn aan te dragen op grond waarvan het “in de rede had gelegen” om de cliëntenraad “in een eerder stadium advies te vragen” – dat ondanks dit soort overwegingen de Ondernemingskamer negatief beschikt op het verzoek van de cliëntenraad tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken binnen het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis.

Dat de Ondernemingskamer uitdrukkelijk verwijst naar een aantal door Zuwe Hofpoort tijdens de mondelinge behandeling gedane uitlatingen maakt het voorgaande niet anders en rechtvaardigt niet de conclusie dat het aanhangig maken van een enquêteprocedure als zodanig al een soort breekijzerfunctie zou (mogen) vervullen. De bewuste uitlatingen betroffen namelijk hoofdzakelijk verduidelijkingen van het bestaande beleid. Zo heeft Zuwe Hofpoort tijdens de zitting verklaard dat de adviezen van de medische staf, de ondernemingsraad en de cliëntenraad alle op hun merites zullen worden beoordeeld en zullen worden meegewogen bij het nemen van een besluit. Ook heeft de raad van bestuur verduidelijkt dat de medische staf (inderdaad) niet zou stemmen over een voorgenomen besluit maar uitsluitend over een beleidsvoornemen.

Men kan zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat het enquêterecht in sommige gevallen niet zo zeer wordt ingezet omdat er daadwerkelijk sprake is van gegronde redenen om aan een juist beleid te twijfelen, maar veeleer omdat een breekijzer wordt gezocht om een standpunt in rechte gesanctioneerd te zien. De beschikking van de Ondernemingskamer van 29 oktober jl. maakt in ieder geval duidelijk dat het enquêterecht voor dergelijke situaties niet is bedoeld.

Tom van Malssen en Lieke aan den Toorn, advocaten Gezondheidsrecht