1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Tramlijn Vlaanderen-Maastricht TVM: gemeente moet gebreken in bestemmingsplan herstellen

Tramlijn Vlaanderen-Maastricht TVM: gemeente moet gebreken in bestemmingsplan herstellen

Op 11 februari 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan voor de tramlijn tussen Hasselt en Maastricht, de TVM. Meerdere belanghebbenden hadden beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan, en klaagden over o.a. trillinghinder en geluidoverlast. De Raad van State vindt dat de gemeente deze aspecten niet goed in het bestemmingsplan heeft geregeld.TrillinghinderDe appellanten vrezen dat de trambaan onaanvaardbare trillinghinder zal veroorzaken en dat de voorgestelde m...
Leestijd 
Auteur artikel Hanna Zeilmaker
Gepubliceerd 11 februari 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 11 februari 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan voor de tramlijn tussen Hasselt en Maastricht, de TVM. Meerdere belanghebbenden hadden beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan, en klaagden over o.a. trillinghinder en geluidoverlast. De Raad van State vindt dat de gemeente deze aspecten niet goed in het bestemmingsplan heeft geregeld.

Trillinghinder
De appellanten vrezen dat de trambaan onaanvaardbare trillinghinder zal veroorzaken en dat de voorgestelde maatregelen om trillingen te reduceren tekort zullen schieten. De planologische afweging met betrekking tot trillinghinder wordt volgens hen ten onrechte verschoven naar een later tijdstip, waardoor het niet vast staat dat aan de streefwaarden kan worden voldaan. Het blijft volgens hen ook na de actualisatie van het trillingsonderzoek onzeker of is gewaarborgd dat de streefwaarden uit de SBR richtlijn niet overschreden worden.

In de planregels is bepaald dat het gebruik ten behoeve van het tramverkeer op in de regel genoemde locaties uitsluitend is toegestaan, mits afdoende maatregelen worden getroffen waardoor geen onaanvaardbare trillingen voorkomen (trillinghinder). Dit moet vóór reguliere ingebruikname te worden aangetoond door middel van een schriftelijke opleveringsrapportage aan het college van burgemeester en wethouders. Een handelen in strijd met deze regels wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.

De Raad van State overweegt dat de conclusie van het trillingsrapport, dat voor zover overschrijdingen van de richtwaarden uit de SBR-richtlijn zullen optreden maatregelen mogelijk zijn om de trilling sterkte bij alle panden langs het tracé terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau, wordt bevestigd door het onderzoek dat aan het geactualiseerde trillingsrapport ten grondslag ligt. De Raad van State vindt dan ook dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het mogelijk zal zijn om bij overschrijdingen van de streefwaarden afdoende maatregelen te treffen. De Raad van State neemt daarbij in aanmerking dat de effectiviteit van de te treffen maatregelen afhangt van het uiteindelijke ontwerp en dat de daarmee samenhangende technische kwesties in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. Deze betreffen een kwestie van uitvoering.

De appellanten hadden ook aangevoerd dat het plan onvoldoende waarborgen bevat tegen onaanvaardbare trillinghinder. De Raad van State neemt de in de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichting onder de loep, en stelt vast dat het in de planregels gehanteerde begrip "onaanvaardbare trillingen" niet is gedefinieerd in de planregels. Daarmee is volgens de Raad van State onduidelijk welk beschermingsniveau met die bepalingen wordt beoogd en is het plan in zoverre rechtsonzeker. De Raad van State vindt verder de regeling in de planregels over het treffen van afdoende maatregelen niet toereikend. In die regels is bepaald dat indien geen afdoende maatregelen worden getroffen het gebruik ten behoeve van het tramverkeer niet is toegestaan. Zoals de regels zijn geformuleerd (de afdoende maatregelen moeten vóór ingebruikname van de tramlijn worden aangetoond) wordt niet gewaarborgd dat ook in het geval dat ná reguliere ingebruikname trillinghinder optreedt waarbij niet wordt voldaan aan de ter zake te stellen eisen, het gebruik ten behoeve van het tramverkeer in strijd is met het bestemmingsplan. Daarmee is het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

De Raad van State geeft het zelfde oordeel over de wijze waarop de waarborgen tegen onaanvaardbare geluidhinder in het plan zijn geregeld. De Raad van State vindt dat de geluidsoverlast van onder meer booggeluid geen onaanvaardbare gevolgen zal hebben voor het woon- en leefklimaat, en stelt ook hier dat de effectiviteit van de te nemen maatregelen afhangt van het uiteindelijke ontwerp, dat in deze procedure niet aan de orde komt.
Ook op dit punt is de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan alleen gekoppeld aan geluidhinder die wordt vastgesteld vóór ingebruikname van de lijn. Nu het plan geen regel bevat die ook onaanvaardbare hinder ná reguliere ingebruikname bestempelt als strijdig met het bestemmingsplan is het plan volgens de Raad van State ook op dit punt niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente was vergeten om in de planregels een waarborg op te nemen ter voorkoming van onaanvaardbare hinder door laagfrequent geluid, en stelde ter zitting dat die regeling nog moest worden opgenomen. Volgens de Raad van State was daarmee sprake van een ander standpunt dan in het bestemmingsplan, waarmee het bestemmingsplan niet zorgvuldig was voorbereid.

Met het oog op een spoedige beëindiging van het geschil draagt de Raad van State de gemeente op om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De raad moet de planregels wijzigen, waarbij duidelijkheid wordt verschaft over de eisen waaraan moet worden voldaan ter voorkoming van onaanvaardbare trillingen, verder wordt gewaarborgd dat ook in het geval dat na reguliere ingebruikname trillinghinder optreedt waarbij niet wordt voldaan aan de ter zake te stellen eisen, het gebruik ten behoeve van het tramverkeer in strijd is met het bestemmingsplan en tot slot een waarborg wordt opgenomen ter voorkoming van onaanvaardbare hinder door laagfrequent geluid. Verder moet de raad de planregels zodanig wijzigen, dat wordt gewaarborgd dat ook in het geval dat na reguliere ingebruikname geluidhinder optreedt waarbij niet wordt voldaan aan de ter zake gestelde eisen, het gebruik ten behoeve van het tramverkeer in strijd is met het bestemmingsplan en verder rekening wordt gehouden met de resultaten van het aanvullend akoestisch onderzoek.

Kortom, enerzijds staat de technische uitvoering van de trilling- en geluidreducerende maatregelen niet ter discussie en zijn appellanten op dat punt overgeleverd aan onzekerheid, maar anderzijds moeten de voorwaardelijke verplichtingen volgens de Raad van State duidelijke eisen bevatten tot het voorkomen van onaanvaardbare trillinghinder, én leveren onaanvaardbare geluidhinder en trillinghinder ook na reguliere ingebruikneming strijd met het bestemmingsplan op. Met als gevolg dat dat gebruik dan moet worden gestaakt, neem ik aan!

Heeft u vragen over bestemmingsplannen? Neemt u contact op met mr. Hanna Zeilmaker, advocaat sectie Overheid Vastgoed bij Dirkzwager advocaten & notarissen.