1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Tussenuitspraak Raad van State bijna onaantastbaar

Tussenuitspraak Raad van State bijna onaantastbaar

Als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak doet en de bestuurlijke lus toepast volgt er daarna nog een behandeling van het beroep over het inmiddels gerepareerde besluit. Bij die behandeling moet de tussenuitspraak als een vaststaand gegeven worden aanvaard. Slechts bij zeer hoge uitzondering komt de Raad van State terug op een tussenuitspraak. Dat is weer eens bevestigd in twee recente uitspraken van 5 april 2017.Bestemmingsplan ‘t Loo gemeente Bergeijk (EC...
Leestijd 
Auteur artikel Maarten Baneke (uit dienst)
Gepubliceerd 10 april 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak doet en de bestuurlijke lus toepast volgt er daarna nog een behandeling van het beroep over het inmiddels gerepareerde besluit. Bij die behandeling moet de tussenuitspraak als een vaststaand gegeven worden aanvaard. Slechts bij zeer hoge uitzondering komt de Raad van State terug op een tussenuitspraak. Dat is weer eens bevestigd in twee recente uitspraken van 5 april 2017.

Bestemmingsplan ‘t Loo gemeente Bergeijk (ECLI:NL:RVS:2017:904)
Burgemeester en wethouders van Bergeijk hadden een besluit genomen waarmee hogere grenswaarden geluid werden vastgesteld bij twee woningen. Zulks ter uitvoering van bestemmingsplan ‘t Loo. Dit plan maakt het mogelijk om de Broekstraat anders in te richten waardoor er rijstroken dichter bij de woningen komen te liggen. Tijdens de behandeling van een beroep bleek dat er fouten waren gemaakt in de berekening van de geluidbelasting. Voor een efficiënte afhandeling van het beroep stelde de Raad van State B&W in de gelegenheid om met een nader rapport te komen waarin die fouten werden hersteld. In de tussenuitspraak merkte de Raad van State op dat de vraag of er sprake was van een reconstructie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder in dit beroep niet aan de orde was.

Naar aanleiding van die tussenuitspraak presenteerden B&W twee maanden later een nieuw rapport met een betere motivering. Dit rapport werd mede onderwerp van de voortzetting van het beroep. Daarbij betwistte de appellant het standpunt van B&W dat er geen sprake was van een reconstructie als bedoeld in ar. 1 Wet geluidhinder. De Afdeling overwoog:

“de Afdeling heeft ook uitdrukkelijk aangegeven dat de vraag of de herinrichting van ‘t Loo en de Broekstraat in 2014 als een reconstructie in deze zin moet worden aangemerkt, niet aan de orde is. De Afdeling kan behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een zeer uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel moet worden uitgegaan.”


Besluit over noodzaak tot MER (ECLI:NL:RVS:2016:3057 en ECLI:NL:RVS:2017:922)
De coöperatie MACE wilde een omgevingsvergunning aanvragen voor een grote mestbewerkingsinstallatie. Die activiteit was volgens de gemeente MER-beoordelingsplichtig. B&W besloten vervolgens dat er een MER moest worden gemaakt, in verband met de mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die in het besluit werden beschreven. Daartegen ging MACE in beroep. Maar niet alleen MACE; ook een milieuorganisatie die meende dat er nog meer belangrijke nadelige effecten voor het milieu zouden kunnen zijn dan door B&W waren beschreven. De Raad van State oordeelde over het beroep van de milieuorganisatie dat dit niet ontvankelijk was. De Algemene wet bestuursrecht bepaalt immers dat tegen besluiten ter voorbereiding van een ander besluit geen afzonderlijk bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Het besluit dat er wel of geen MER moet worden gemaakt, is zo’n besluit. Alleen de aanvrager, die volgens het besluit een MER moet maken, wordt zodanig rechtstreeks in zijn belang geraakt, dat die wel afzonderlijk bezwaar en beroep kan maken, aldus de Raad van State.

De Raad van State kwam tot de conclusie dat B&W niet voldoende hadden gemotiveerd waarom de beoogde installatie mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zou kunnen hebben. B&W kregen de gelegenheid om dit, met toepassing van de bestuurlijke lus, alsnog te motiveren. Of om te besluiten dat er geen MER zou hoeven te worden gemaakt.

Na de tussenuitspraak besloten B&W inderdaad, dat er geen MER hoefde te worden gemaakt. De milieuorganisatie was het daarmee niet eens. In de einduitspraak van 5 april 2017 oordeelde de Raad van State echter, in precies dezelfde bewoordingen als hierboven geciteerd, dat hij behoudens grote uitzonderingen niet kan terugkomen op een oordeel uit een tussenuitspraak. Op het betoog van de milieuorganisatie werd dus verder niet ingegaan. De organisatie werd niet ontvankelijk verklaard omdat het beroep zich richtte tegen een besluit ter voorbereiding van een besluit.

Conclusie
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de hoogste bestuursrechter voor de besluiten die aan zijn beoordeling worden onderworpen. Zijn uitspraken zijn daarom definitief en de Raad van State vindt, dat dit ook geldt voor de tussenuitspraken. Maar er zijn kennelijk wel uitzonderingen mogelijk. Waarschijnlijk moeten we dan denken aan zeer evidente vergissingen zoals bijvoorbeeld een rekenfout of per vergissing evident onjuiste weergave van feiten in de tussenuitspraak. Degene die een rechtsoordeel uit een tussenuitspraak wil bestrijden kan zich de moeite hoogstwaarschijnlijk besparen.

Wilt u meer weten over bestuursprocesrecht? Neem dan contact op met Maarten Baneke.