1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Warmtewet 2.0 (deel I)

Warmtewet 2.0 (deel I)

Afgelopen maandag (22-6-2020) heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat de Wet collectieve warmtevoorziening (“Warmtewet 2.0”) ter consultatie gelegd. Wat beoogt de Minister zoal te veranderen ten opzichte van de huidige Warmtewet? In dit eerste deel van de blogreeks over de Warmtewet 2.0 zullen enkele hoofdlijnen aan bod komen.
Leestijd 
Auteur artikel Harm van Schilt
Gepubliceerd 25 juni 2020
Laatst gewijzigd 25 juni 2020

Groei en verduurzaming collectieve warmtesystemen

Nederland moet op den duur ‘van het gas af’ om zo aan de doelstelling van de Klimaatwet te kunnen voldoen (95% minder CO2 uitstoot ten opzichte van 1990). In 2050 moeten alle woningen in ons land aardgasvrij zijn en dus zullen woningen op andere – duurzame – wijze van warmte moeten worden voorzien. Deze doelstelling staat centraal in de consultatieversie van de Warmtewet 2.0 waarin de focus wordt gelegd op de groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen. Een collectief warmtesysteem is een systeem waarbij (duurzame) warmtebronnen door middel van een warmtenet ontsloten worden voor de levering van warmte aan verbruikers (gebouweigenaren, huurders, utiliteitsgebouwen en bedrijven). Op dit moment zijn zo’n 5,5% van de Nederlandse huishoudens aangesloten op een collectief warmtesysteem, per 2050 zou dit (in potentie) 20-25% kunnen zijn. Collectieve warmtesystemen zullen aldus een substantieel aandeel hebben in de verduurzaming.

Hoofdlijnen

In zijn brief aan de Kamer heeft de Minister de volgende hoofdlijnen voor de Warmtewet 2.0 geformuleerd:
(i) groei van collectieve warmtesystemen door nieuwe spelregels;
(ii) transparantie in de tariefstelling;
(iii) aanscherpen van vereisten voor leveringszekerheid;
(iv) het zeker stellen van verduurzaming.

De primaire verantwoordelijkheid voor de realisatie van collectieve warmtesystemen wordt bij de gemeenten gelegd. De gemeenten dienen samen met warmtebedrijven (en eventueel de provincie) afspraken te maken over de realisatie van collectieve warmtenetten en de verduurzaming daarvan. Elk plan voor de aanleg van een nieuw warmtenet dient te worden goedgekeurd door de Autoriteit Consument & Markt (ACM) die ook als toezichthouder onder de huidige Warmtewet is aangewezen en onder meer toezicht houdt op de tarieven voor warmtelevering.

De warmtebedrijven zullen eindverantwoordelijk zijn voor productie, transport en levering van warmte (ook wel: ‘integraal warmtebedrijf’). Zij zullen door de gemeenten worden aangewezen voor een periode van minimaal twintig en maximaal dertig jaar. De Minister wil in dit kader tijdens de consultatie nog onderzoeken of het wenselijk is dat de warmtebedrijven dan wel de netwerkbedrijven eigenaar zijn van het transportnet.

Verplichte aansluiting?

In het wetsvoorstel wordt zekerheid geboden aan de warmtebedrijven dat zij voldoende warmte kunnen afzetten met het warmtenet waarin zij geïnvesteerd hebben. Als een gemeente heeft bepaald dat een wijk of stadsdeel op een warmtenet wordt aangesloten, dan wordt dit in de Omgevingswet verankerd. Als een kleinverbruiker (aansluiting kleiner dan 100 Kw, bijv. een woningeigenaar) geen aansluiting wenst dan zal hij moeten aantonen dat er een andere duurzame – en gunstigere – oplossing voor hem beschikbaar is. Er zal dus sprake zijn van een opt-out mogelijkheid voor kleinverbruikers. De gemeente heeft echter de bevoegdheid om een aangedragen oplossing af te wijzen. Bij gebreke van een (goedgekeurd) alternatief zal een kleinverbruiker de aansluiting op het warmtenet niet kunnen weigeren.

Vervolg

Bovenstaand zijn enkele basisbeginselen van de consultatieversie van de Warmtewet 2.0 aan bod gekomen. Tot 7 augustus 2020 hebben partijen de mogelijkheid om op deze versie te reageren. De nieuwe Warmtewet zal naar verwachting in 2022 in werking treden. De ontwikkelingen in het kader van deze wet zullen in vervolgblogs aan de orde komen. Daarbij zal met name worden stilgestaan bij de juridisch relevante vraagstukken die de Warmtewet 2.0 met zich zal brengen.