1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wetsvoorstel Franchise: gevolgen voor de praktijk (deel IV)

Deel IV Wetsvoorstel Franchise: gevolgen voor de praktijk

Eerder schreven mijn collega Charlotte Gerrits en ik in deze reeks drie artikelen over het voorontwerp van het Wetsvoorstel betreffende de wijziging van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (hierna: het “Wetsvoorstel”). Naar aanleiding van de ontvangen reacties uit de internetconsultatie is het voorontwerp op een aantal punten aangepast. Sinds 10 februari 2020 ligt het Wetsvoorstel in aangepaste vorm bij de Tweede Kamer.
Leestijd 
Auteur artikel Lotte te Linde
Gepubliceerd 06 april 2020
Laatst gewijzigd 03 juni 2022

In dit vierde artikel bespreek ik de wijzigingen die naar aanleiding van de internetconsultatie zijn doorgevoerd ten aanzien van de definities en de precontractuele fase. Alleen de wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp worden in dit artikel besproken. Voor de overige onderwerpen verwijs ik graag naar het eerste en tweede artikel in deze reeks.

Gewijzigde begripsomschrijvingen 

Allereerst zijn de begripsomschrijvingen van de ‘franchiseovereenkomst’ en de ‘franchiseformule’ in het Wetsvoorstel iets aangepast. Aan de begripsomschrijving van de franchiseovereenkomst is de zinsnede “en de verplichting oplegt” toegevoegd. Onder franchiseovereenkomst wordt in het Wetsvoorstel verstaan (artikel 7:911 lid 1 BW):                                                                           

“De franchiseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van deze diensten.”

In de begripsomschrijving van de franchiseformule is ten opzichte van het voorontwerp verduidelijkt dat het niet alleen moet gaan om een commerciële formule, maar ook om een operationele- en organisatorische formule. Tevens benadrukt de aangepaste begripsomschrijving dat een franchiseformule ook kan zien op het verrichten van diensten. Onder franchiseformule wordt in het Wetsvoorstel verstaan (artikel 7:911 lid 2 onder a BW):

“Operationele, commerciële en organisatorische formule voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten, die bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de franchiseondernemingen binnen de keten waar deze formule wordt toegepast, en die in ieder geval omvat:

  1. een handelsmerk, model of handelsnaam, huisstijl of tekening, en
  2. knowhow, zijnde een geheel van niet door een intellectueel eigendomsrecht beschermde praktische informatie, voortvloeiend uit de ervaring van de franchisegever en uit de door hem uitgevoerde onderzoeken, welke informatie geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is.”

Wijzigingen voor de precontractuele fase 

Informatieverplichting franchisegever

In tegenstelling tot het voorontwerp bevat het Wetsvoorstel geen algemene informatieplicht meer die geldt voor beide partijen, maar slechts specifieke informatieplichten die gelden voor de franchisegever (artikelen 7:913 en 7:916 BW). Op basis van de memorie van toelichting laten de specifieke informatieplichten overigens onverlet dat de franchisegever de franchisenemer ook tijdig moet informeren over overige zaken die niet al onder de specifieke informatieplichten vallen, maar die redelijkerwijs wel van belang zijn met het oog op het aangaan en de uitvoering van de franchiseovereenkomst (artikelen 7:913 lid 4 BW en 7:916 lid 1 onder d BW). Verder is ongewijzigd gebleven de verplichting voor zowel de franchisegever als de franchisenemer om alle relevante informatie over de financiële positie te delen voor zover deze redelijkerwijs van belang is voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Bedenktijd

Het Wetsvoorstel handhaaft de wettelijke bedenktijd van ten minste vier weken na het verschaffen van de informatie waarin de franchisegever en de franchisenemer geen franchiseovereenkomst of daarmee samenhangende overeenkomst mogen sluiten of ten nadele van de franchisenemer mogen wijzigen. Nieuw in het Wetsvoorstel is echter de uitzondering dat tijdens deze wettelijke bedenktijd wel geheimhoudingsovereenkomsten mogen worden gesloten op basis waarvan de franchisenemer de vertrouwelijke informatie geheim moet houden die ten behoeve van (de onderhandelingen over) het sluiten van de franchiseovereenkomst aan hem is verstrekt.

Onderzoeksplicht franchisenemer

Nieuw in het Wetsvoorstel is dat er een wettelijke onderzoeksplicht van de franchisenemer is vastgelegd (artikel 7:915 BW). Deze onderzoeksplicht houdt in dat de franchisenemer alle maatregelen moet nemen om te voorkomen dat hij onder de invloed van onjuiste veronderstellingen de franchiseovereenkomst sluit. Voor de maatregelen die de franchisenemer in het kader van zijn onderzoeksplicht moet treffen, moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het bestuderen van de van de franchisegever ontvangen informatie, het zo nodig tijdig inschakelen van deskundige bijstand, en eventueel het doen van navraag bij andere franchisenemers omtrent hun ervaringen met de exploitatie van de betreffende franchiseformule.

Slot

In dit vierde artikel in de reeks “Wetsvoorstel Franchise: gevolgen voor de praktijk?” besprak ik de wijzigingen die met betrekking tot de definities en de precontractuele fase ten opzichte van het voorontwerp in het Wetsvoorstel zijn doorgevoerd. In het volgende vijfde artikel komen de wijzigingen die betrekking hebben op de periode tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst aan bod.