1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Wie is eigenaar van varkensrechten bij een pachtovereenkomst?

Wie is eigenaar van varkensrechten bij een pachtovereenkomst?

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 7 januari 2014 geoordeeld dat de registratie van varkensrechten op grond van de pachtovereenkomst niet tot gevolg heeft gehad dat deze varkensrechten uit het vermogen van de verpachter naar het vermogen van de pachter zijn gegaan.De feitenVerpachter heeft bij pachtovereenkomst d.d. 22 juli 1998 aan de pachter verpacht een boerderij met weiland en bouwland. Het betreft een varkensbedrijf. Bij Bureau Heffing waren ten aanzien van het verpachte zogenaam...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 26 juni 2014
Laatst gewijzigd 25 april 2024

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 7 januari 2014 geoordeeld dat de registratie van varkensrechten op grond van de pachtovereenkomst niet tot gevolg heeft gehad dat deze varkensrechten uit het vermogen van de verpachter naar het vermogen van de pachter zijn gegaan.



De feiten
Verpachter heeft bij pachtovereenkomst d.d. 22 juli 1998 aan de pachter verpacht een boerderij met weiland en bouwland. Het betreft een varkensbedrijf. Bij Bureau Heffing waren ten aanzien van het verpachte zogenaamde productierechten (hierna: varkensrechten) geregistreerd op naam van de verpachter. Ingevolge de pachtovereenkomst zijn deze varkensrechten geregistreerd op naam van de pachter. Op 24 december 2008 verkoopt de verpachter het varkensbedrijf inclusief de varkensrechten aan een derde. Bij Dienst Regelingen stonden deze varkensrechten geregistreerd op naam van de pachter. Per datum van de koopovereenkomst is ook de pachtovereenkomst geëindigd.

Twee maanden na het eindigen van de pachtovereenkomst, te weten op 10 februari 2009, is de pachter in staat van faillissement verklaard. Ook op deze datum stonden de varkensrechten nog op naam van de pachter geregistreerd. Op 29 april 2009 heeft de Dienst Regelingen een formulier “Splitsing van een bedrijf” ontvangen, gedateerd op 24 december 2008 en namens de koper ondertekend door de pachter en verpachter. De bedoelde varkensrechten worden echter niet op naam van de koper geregistreerd, omdat de curator zich daartegen verzette. De curator stelt dat de varkensrechten tot de failliete boedel behoren en dat het faillissement aan de registratie op naam van koper en dus de overgang van de varkensrechten in de weg staat.

De koper en verpachter starten daarop een procedure, omdat zij van mening zijn dat de curator onrechtmatig heeft gehandeld door niet mee te werken aan de registratie van de varkensrechten op naam van de koper. Inzet van de procedure is, dat volgens de koper en verpachter de curator daarmee onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die de koper, en subsidiair de verpachter, daardoor lijden. De vraag is of de verpachter de varkensrechten op 24 december 2008 kon overdragen aan de koper? Beslissend is aldus of de varkensrechten op die datum toebehoorden aan de verpachter, dan wel aan de pachter toebehoorden.

Juridisch kader
In het arrest van de Hoge Raad d.d. 9 april 2004 is reeds door de Hoge Raad overwogen:

“dat in een geval waarin het vergunningverlenende bestuursorgaan het beleid voert dat de tenaamstelling van de vergunning wordt aangepast aan wijzigingen die zich in de privaatrechtelijke verhoudingen voordoen, van de bij die privaatrechtelijke verhouding betrokken partijen kan worden verlangd dat zij aan een wijziging van de tenaamstelling meewerken, indien zij daartoe op grond van die privaatrechtelijke verhouding verplicht zijn. Daarin ligt besloten dat eerst door de wijziging van de tenaamstelling van de vergunning door het betrokken bestuursorgaan, nadat daarom (eventueel na een tot het doen van een dergelijk verzoek strekkende veroordeling van de burgerlijke rechter) is verzocht, de publiekrechtelijke rechtstoestand door het bestuursorgaan wordt aangepast aan de inmiddels geldende privaatrechtelijke verhouding. Uit dit een en ander moet, mede gelet op de strekking van artikel 35 lid 1 Fw., worden afgeleid dat voor de beantwoording van de vraag of de aan een vergunning verbonden rechten in de faillissementsboedel vallen, niet beslissend is of zich vóór het faillissement een wijziging in de privaatrechtelijke verhoudingen heeft voorgedaan, maar of op de faillissementsdatum die wijziging door aanpassing van de te naamstelling van de vergunning langs publiekrechtelijke weg is geëffectueerd.”

Toepassing van deze overweging  op onderhavige zaak brengt mee dat als vast komt te staan dat de varkensrechten hebben toebehoord aan pachter, deze rechten in de faillissementsboedel vallen omdat op de faillissementsdatum de wijziging van de tenaamstelling langs publiekrechtelijke weg nog niet was geëffectueerd.

Varkensrechten kunnen op grond van  Hoofdstuk V, titel 4 “Overgang van het productierecht” van de Meststoffenwet gekwalificeerd worden als overdraagbare vermogensrechten. Voor de overdracht is ingevolge artikel 4:84 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) een geldige titel en leveringshandeling noodzakelijk. De Meststoffenwet heeft geen andere vereisten gesteld, zodat de vereisten voor een geldige overdracht ex artikel 4:84 BW niet terzijde worden gesteld.

Ingevolge artikel 27 lid 1 Meststoffenwet moet bij de overdracht door de vervreemder en verkrijger een kennisgeving van de overgang van het varkensrecht aan “Onze Minister” worden gezonden.

Ingevolge artikel 27 lid 2 Meststoffenwet kan pas aanspraak worden gemaakt op het van het andere bedrijf afkomistige productierecht met ingang van het tijdstip van registratie van de kennisgeving door onze minister.

Voorgaande bepalingen zorgen er niet voor dat de overdracht niet eerder plaats vindt dan vanaf het tijdstip van registratie, maar dat pas vanaf dat moment gebruik kan worden gemaakt van de bedoelde rechten. Registratie is aldus noodzakelijk om van de rechten gebruik te mogen maken.

Artikel 25 Meststoffenwet bepaalt:  “Een productierecht kan, onder welke titel dan ook, overgaan naar een ander bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in deze paragraaf en artikel 32.”

Hof
Het hof is in deze kwestie van oordeel dat de registratie van de varkensrechten op grond van de pachtovereenkomst niet tot gevolg heeft gehad dat deze varkensrechten uit het vermogen van de verpachter naar het vermogen van de pachter zijn overgegaan. De registratie bij de Dienst Regelingen heeft dit rechtsgevolg niet geëffectueerd, maar heeft alleen tot gevolg gehad dat de pachter vanaf het tijdstip van de registratie de rechten heeft mogen gebruiken. Aldus komt het hof tot het oordeel dat de op naam van de pachter geregistreerde varkensrechten niet tot de failliete boedel hebben behoord.

Daarnaast stelt het hof dat de failliet (de pachter) op grond van de pachtovereenkomst verplicht was mee te werken aan de wijziging van de registratie bij de Dienst Regelingen, zodat de curator zijn medewerking aan de wijziging waarom de koper en verpachter hem hebben verzocht niet mogen weigeren. De weigering van de curator was gebaseerd op een onjuiste uitleg van de pachtovereenkomst en de Meststoffenwet, hetgeen voor zijn risico komt. De curator heeft onrechtmatig gehandeld jegens de koper en verpachter.