De Duitse regering reageert op de COVID 19-pandemie met een nieuwe wet: Wet ter verlichting van de gevolgen van de COVID 19-pandemie in civiele, insolventie- en strafprocedures in Duitsland

Op 27.03.2020 werd de wet ter verzachting van de gevolgen van de COVID 19-pandemie in het burgerlijk recht, het insolventierecht en het strafprocesrecht (Gesetz zur Abmilderung der Folgen der COVID-19-Pandemie im Zivil-, Insolvenz- und Strafverfahrensrecht) aangenomen en afgekondigd door de Duitse Bundesrat.

In deze wet zijn tijdelijke wijzigingen aangebracht in de wettelijke bepalingen van het insolventierecht, het vennootschapsrecht, het burgerlijk recht en het strafprocesrecht. De tekst van de wet is te lezen op: https://www.bmjv.de/SharedDocs/Gesetzgebungsverfahren/DE/FH_AbmilderungFolgenCovid-19.html

De wijzigingen met betrekking tot het insolventierecht treden in werking met ingang van 1 maart 2020 (met terugwerkende kracht) en lopen af aan het einde van 31 maart 2021. De wijzigingen met betrekking tot het vennootschapsrecht treden in werking op de dag na de afkondiging en lopen af aan het einde van 31 december 2021. De wijzigingen met betrekking tot het burgerlijk recht treden in werking op 1 april 2020. Artikel 240 EGBGB vervalt op 30 september 2022.

Insolventierecht: opschorting van de verplichting tot 30 september 2020 om een insolventieaanvraag in te dienen, versoepeling van het betalingsverbod en uitsluiting van de vernietiging van transacties door de curator (Insolvenzanfechtung)

In tegenstelling tot het Nederlandse recht moet een Duitse vennootschap die in staat van betalingsonmacht verkeert of niet meer aan haar lopende betalingsverplichtingen kan voldoen naar Duits recht onmiddellijk het faillissement aanvragen. Bestaan er gegronde reden dat de onderneming het faillissement nog kan afwenden, kan met het faillissementsverzoek 3 weken worden gewacht. In tijden van de Corona-pandemie zou deze verplichting in de Duitse wet tot het faillissement van talloze ondernemingen leiden. Daarom is in § 1 van de nieuwe wet nu bepaald dat de verplichting om onmiddellijk het faillissement aan te vragen onder bepaalde voorwaarden tot 30 september 2020 wordt opgeschort.

Dit geldt niet als de insolventie niet te wijten is aan de gevolgen van de verspreiding van SARS-CoV-2 (COVID 19-pandemie) of als er geen vooruitzicht is om een bestaande betalingsonmacht uit de weg te ruimen. Bestond er bij de schuldenaar op 31 december 2019 geen betalingsonmacht, wordt aangenomen dat de insolventie te wijten is aan de gevolgen van de COVID 19-pandemie.

In sommige gevallen zal het niet duidelijk zijn of de het faillissement te wijten is aan de COVID 19-pandemie. Als op het eerste gezicht niet blijkt dat een daling van de omzet, betalingsuitval of  annulering van orders het gevolg is van de pandemie en dit ook algemeen of sectorgebonden kan zijn, moet dit worden gedocumenteerd. Dit kan bijvoorbeeld door navraag bij een klant waarom een aangekondigde opdracht niet is verstrekt of waarom deze een vordering niet heeft betaald. Daarmee kan dan later worden aangetoond, dat de reden voor de betalingsonmacht daadwerkelijk de COVID-19-pandemie was. Onduidelijk is nog, wie hiervoor de bewijsplicht heeft - de curator of de failliete onderneming.

Bovendien wordt de mogelijkheid voor crediteuren om het faillissement van een schuldenaar aan te vragen beperkt. Voor faillissementsaanvragen van een schuldenaar die binnen drie maanden na inwerkingtreding van het nieuwe wet worden gesteld, geldt als voorwaarde, dat de reden voor het faillissement reeds op 1 maart 2020 bestond.

De betalingsverboden, volgens welke bestuurders persoonlijk aansprakelijk zijn voor betalingen na het ontstaan van een faillissement, worden in principe niet opgeschort. Indien echter aan de voorwaarden voor de opschorting van de insolventieplicht is voldaan, worden ook de betalingsverboden versoepeld. Voor de duur van de schorsing van de verplichting wordt het verbod op betalingen zodanig versoepeld dat de bestuurders in staat zijn een goede bedrijfsvoering te handhaven.

Als aan de voorwaarden voor de opschorting van de insolventieplicht is voldaan, is ook het risico van een toekomstige Insolvenzanfechtung grotendeels uitgesloten. De terugbetaling tegen 30 september 2023 van een nieuwe lening die tijdens de opschortingsperiode is verstrekt en het stellen van zekerheden voor dergelijke leningen tijdens de opschortingsperiode worden niet geacht nadelig te zijn voor de crediteuren en kunnen niet worden aangevochten. Het verlenen van krediet en het stellen van zekerheden wordt dan ook niet als geoorloofde medewerking aan een faillissementsuitstel beschouwd.

Kredietgevers hoeven dus bij het verstrekken van leningen tijdens de opschorting niet bang te zijn  voor aansprakelijkheid op grond van medewerking aan een faillissementsuitstel.

Civielrecht

Ten gunste van consumenten en kleine ondernemingen wordt een recht tot weigering van leveringen ingevoerd (artikel 240 EGBGB). Zij hebben het recht om te weigeren diensten te verlenen als hun diensten niet kunnen worden verleend als gevolg van de COVID 19-pandemie of als het onredelijk zou zijn van hen deze dienstverlening te vorderen.

(Commerciële) huurcontracten kunnen niet langer door verhuurders worden opgezegd indien de huurder de huur in de periode van 1 april 2020 tot 30 juni 2020 ondanks het feit dat deze verschuldigd is, niet betaalt en het niet betalen het gevolg is van de gevolgen van de COVID 19-pandemie. Het verband tussen de COVID 19-pandemie en niet-betaling moet worden aangetoond. De vorderingen ontstaan niettemin, het opzeggingsrecht van de verhuurder vervalt.

Voor kredietovereenkomsten met consumenten die vóór 15 maart 2020 zijn gesloten, worden de tussen 1 april 2020 en 30 juni 2020 verschuldigde vorderingen van de kredietverstrekker tot terugbetaling, rente of aflossing uitgesteld voor een periode van drie maanden vanaf de vervaldatum indien de kredietnemer inkomsten heeft verloren als gevolg van de COVID 19-pandemie, en daarom  van de kredietnemer redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij het verschuldigde voldoet. Opzeggingen door de kredietverstrekker wegens wanbetaling of een aanzienlijke verslechtering van de financiële situatie van de kredietnemer zijn zo lang uitgesloten.

Vennootschapsrecht

Tijdelijke versoepelingen zijn van toepassing op het aannemen van resoluties door de bestuursorganen van vennootschappen, coöperaties, verenigingen en verenigingen van eigenaars van appartementencomplexen, zodat de tijdelijke beperkingen op de mogelijkheden van vergadering niet leiden tot het onvermogen van deze rechtsvormen om te handelen.

Strafrecht

Strafrechters mogen een proces voor maximaal drie maanden en tien dagen opschorten indien een zitting niet kan plaatsvinden vanwege maatregelen om de verspreiding van het SARS CoV-2-virus te voorkomen.

Met deze wijzigingen heeft de Duitse wetgever snel op de (verwachte) gevolgen van de COVID 19 pandemie gereageerd. Nu is te hopen dat deze wijzigingen voldoende ruimte bieden aan ondernemingen om de economische gevolgen van de pandemie op te vangen.

Fiscaal recht

De aangepaste wetgeving in Duitsland heeft onder meer gevolgen voor bestuurders van Duitse vennootschappen. Hieronder vallen ook de vele Nederlanders die bestuurder zijn van een Duitse GmbH. Al eerder schreven wij een artikel over de civiele en fiscale aspecten van een bestuurder van een Duitse vennootschap (zie hier). Zoals hierboven al omschreven, zijn een aantal verplichtingen in de nieuwe wetgeving aangepast en versoepeld.

Daarnaast heeft Duitsland ook al enkele specifieke fiscale maatregelen getroffen in verband met de COVID 19-pandemie, namelijk:

  • Uitstel van belastingbetalingen

Wanneer ondernemingen vanwege economische gevolgen van de COVID 19-pandemie betalingsproblemen ondervinden en belastingen niet (direct) kunnen betalen, kan hiervoor uitstel van betaling worden aangevraagd. Om voor uitstel van betaling in aanmerking te komen, dient de onderneming aan te tonen, dat zij door de COVID 19-pandemie getroffen is. De Duitse Belastingdienst verleent dan renteloos uitstel van betaling. Deze versoepeling ziet op de Duitse inkomstenbelasting (Einkommensteuer), Vennootschapsbelasting (Körperschaftsteuer), omzetbelasting (Umsatzsteuer) en bedrijfsbelasting (Gewerbesteuer).

  • Aanpassen voorlopige aanslag

Wanneer een omzetdaling door de COVID 19-pandemie wordt verwacht, kunnen ondernemingen de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (Steuervorauzahlung) eenvoudig naar beneden bijstellen. Ook kan de grondslag voor de Duitse bedrijfsbelasting (Gewerbesteuer) naar beneden worden bijgesteld.

  • Invordering van openstaande belastingschulden

De invordering van openstaande belastingschulden waarvan de betalingstermijn is verstreken, wordt opgeschort tot het einde van het jaar. Van boetes en kosten die normaliter in deze situaties worden opgelegd, wordt afgezien. Deze maatregel ziet op Duitse inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting.

Voor Duitse (dochter) ondernemingen met liquiditeitsbehoefte blijft het daarnaast van belang om het verloop van het fiscale resultaat in de gaten te houden. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van de (weliswaar enigszins beperkte) carry back mogelijkheden kan wellicht door de juiste benutting van aftrekposten in de aangifte over 2019, mogelijk nog vennootschapsbelasting worden teruggehaald over 2018.

 

Ga verder met lezen

De nieuwe wet om de gevolgen van de Covid 19-pandemie te verzachten in het insolventierecht: wat verandert er precies?

Volgende