1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bijzondere zorgplicht professionele kredietverlener geldt niet voor faillissementscurator in het kader van boedelbeheer

Bijzondere zorgplicht professionele kredietverlener geldt niet voor faillissementscurator in het kader van boedelbeheer

De Hoge Raad heeft op 21 maart 2014 uitspraak gedaan over (onder meer) de vraag in hoeverre de bijzondere zorgplicht die voor banken en andere financiële dienstverleners geldt ten opzichte van de particuliere borg, ook van toepassing is op het handelen van de curator.In deze zaak ging het om het volgende.Mr. X heeft als curator in een aantal faillissementen onrechtmatig gelden aan de boedels onttrokken. De opvolgend curator spreekt mr. X aan tot afdracht van deze onttrekkingen aan de boedel....
Leestijd 
Auteur artikel Maartje ter Horst
Gepubliceerd 07 april 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Hoge Raad heeft op 21 maart 2014 uitspraak gedaan over (onder meer) de vraag in hoeverre de bijzondere zorgplicht die voor banken en andere financiële dienstverleners geldt ten opzichte van de particuliere borg, ook van toepassing is op het handelen van de curator.

In deze zaak ging het om het volgende.

Mr. X heeft als curator in een aantal faillissementen onrechtmatig gelden aan de boedels onttrokken. De opvolgend curator spreekt mr. X aan tot afdracht van deze onttrekkingen aan de boedel. In dat kader wordt tussen de opvolgend curator en mr. X een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat dat mr. X een bedrag van € 287.465 aan de curator verschuldigd is. Daarnaast heeft Y, de echtgenote van mr. X, in ruil voor opheffing van het op haar woonhuis gelegde beslag en intrekking van een tegen haar ingestelde procedure, met de curator een borgtochtovereenkomst gesloten, op grond waarvan zij zich ten behoeve van de curator borg stelt voor mr. X tot het hiervoor genoemde bedrag. In de borgtochtovereenkomst is voorts opgenomen dat Y zich bewust is van de risico’s die aan de borgtochtovereenkomst zijn verbonden en dat de curator haar op die risico’s heeft gewezen.

In dit geding vordert de curator dat mr. X en Y hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 287.465. Y verweert zich echter tegen de vordering met een beroep op dwaling: Y verkeerde naar eigen zeggen in de veronderstelling dat de borgstelling beperkt zou blijven tot de overwaarde van de woning en zou vervallen indien de woning niet voor 31 december 2009 zou zijn verkocht. De rechtbank wijst de vorderingen tegen (mr. X en) Y toe. In hoger beroep wijst het hof de vordering tegen Y echter af, met verwijzing naar het arrest Van Lanschot Bankiers/Bink. Uit dat arrest volgt – kort gezegd – dat op de professionele kredietverlener (zoals een bank of andere kredietinstelling) die een borgtochtovereenkomst aangaat met een natuurlijk persoon, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf, een mededelingsplicht rust omtrent de risico’s van de borgstelling. In die zaak ging het om een particuliere borgstelling door de moeder van een kredietnemer ten opzichte van een bank, waarbij de moeder had gedwaald omtrent het feit dat de financiële situatie van de onderneming van haar zoon (nog) zwakker bleek dan zich ten tijde van de borgstelling liet aanzien. Onder deze omstandigheden is, volgens de Hoge Raad, het gevaar van ondoordachtheid of misplaatst vertrouwen op een goede afloop aan de zijde van de particuliere borg zodanig, dat de dwaling enkel voor rekening van de particuliere borg moet blijven indien de professionele kredietverlener stelt (en zo nodig bewijst) dat hij de borg op juiste wijze omtrent die risico’s heeft voorgelicht.

De curator gaat in cassatie en stelt dat het hof ten onrechte is uitgegaan van de rechtsregel dat ook een faillissementscurator een particuliere borg in ieder voorkomend geval behoort voor te lichten over de aan borgstelling verbonden risico’s.

Klacht gegrond
De Hoge Raad acht de klacht gegrond en stelt de curator in het gelijk. Volgens de Hoge Raad verschilt de onderhavige zaak in diverse opzichten van de zaak die leidde tot het arrest Van Lanschot Bankiers/Bink, zodat de positie van de curator niet op één lijn kan worden gesteld met die van een bank of andere financiële dienstverlener.

Om te beginnen omdat de onderhavige borgtochtovereenkomst met Y niet gesloten was in het kader van een kredietverstrekking, maar in het kader van het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel (ex art. 68 Fw). In dat kader rust op de curator niet de bijzondere zorgplicht zoals die voor banken en andere financiële dienstverleners voortvloeit uit hun maatschappelijke positie en professionele deskundigheid, aldus de Hoge Raad. Ten tweede oordeelt de Hoge Raad dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere positie van Y en de omstandigheden waaronder zij de borgtochtovereenkomst was aangegaan. Y was als borg namelijk niet slechts zijdelings betrokken bij de onderliggende schuldverhouding maar zat er, doordat er beslag was gelegd op haar woning en er een vordering tegen haar was ingesteld, volgens het middel  “tot over haar oren” in. Tot slot oordeelt de Hoge Raad dat het in de zaak tegen Y niet gaat om een dwaling omtrent de risico’s van de borgstelling, maar om een (oneigenlijke) dwaling omtrent de inhoud van de borgstellingsovereenkomst (namelijk vanwege het ontbreken van de restrictie die Y daarin opgenomen had willen zien). De Hoge Raad oordeelt dat zonder nadere motivering onbegrijpelijk is welke risico’s het hof op het oog heeft, waar het hof oordeelt dat de curator Y daarover had moeten inlichten. De Hoge Raad vernietigt dan ook het arrest van het hof.

De conclusie die uit dit arrest kan worden getrokken is dat de mededelingsplicht die op banken en andere financiële dienstverleners jegens een particuliere borg rust, niet geldt voor de faillissementscurator.