1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Een afspraak over uitleg

Een afspraak over uitleg

Mag de rechter op uitdrukkelijke wens van partijen een geschil over de uitleg van een overeenkomst beoordelen enkel aan de hand van de letterlijke tekst van die overeenkomst? Die vraag kwam aan de orde in een zaak die onlangs werd behandeld door hof Den Haag.Eerdere rechtspraakGeschillen over de uitleg van overeenkomsten komen vaak voor. Contractspartijen raken met elkaar in conflict over de vraag wat tussen hen te gelden heeft en de rechter, die uiteraard niet aanwezig was bij het sluiten va...
Leestijd 
Auteur artikel Jeroen Naus
Gepubliceerd 02 mei 2014
Laatst gewijzigd 31 mei 2022
Mag de rechter op uitdrukkelijke wens van partijen een geschil over de uitleg van een overeenkomst beoordelen enkel aan de hand van de letterlijke tekst van die overeenkomst? Die vraag kwam aan de orde in een zaak die onlangs werd behandeld door hof Den Haag.

Eerdere rechtspraak
Geschillen over de uitleg van overeenkomsten komen vaak voor. Contractspartijen raken met elkaar in conflict over de vraag wat tussen hen te gelden heeft en de rechter, die uiteraard niet aanwezig was bij het sluiten van de overeenkomst, moet door middel van uitleg bepalen wat partijen bedoeld hebben. Al in 1981 heeft de Hoge Raad de daarbij te hanteren norm geformuleerd, die de basis vormde voor de vele rechtspraak die nadien is gewezen. Die norm, de zogenaamde ‘Haviltex-maatstaf’, komt erop neer dat bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst niet enkel de taalkundige betekenis van de tekst van belang is, maar dat ook gekeken moet worden welke betekenis de partijen aan de tekst gaven en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten.

In latere zaken heeft de Hoge Raad zich moeten buigen over de uitleg van door professionele partijen gesloten commerciële contracten, die waren opgesteld met behulp van juridisch adviseurs (o.a. Meyer Europe/PontMeyer  en Derksen/Homburg). In beide gevallen hanteerde de rechter de taalkundige interpretatie van de contractsbepalingen als uitgangspunt, met dien verstande dat de partij die een van de taalkundige betekenis afwijkende uitleg bepleitte, moest stellen en zo nodig bewijzen dat partijen die andere uitleg waren overeengekomen.

In de juridische literatuur is uit deze arresten wel afgeleid dat in degelijke situaties doorslaggevend gewicht toekomt aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de gebruikte woorden. Aldus zou de partijbedoeling uit de Haviltex-maatstaf bij de uitleg van commerciële contracten geen rol spelen, met name wanneer partijen gebruik hebben gemaakt van een (uit het Angelsaksische recht afkomstige) “entire agreement clause”. Dit is een bepaling die erop neerkomt dat alle afspraken tussen partijen in de overeenkomst staan, zodat aan andere schriftelijke of mondelinge afspraken of uitlatingen geen betekenis toekomt.

In een later arrest (Lundiform/Mexx) heeft de Hoge Raad deze opvatting gerelativeerd, door te oordelen dat ondanks het feit dat bij de uitleg van commerciële overeenkomsten een groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de woorden van de overeenkomst, de overige omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat een andere betekenis aan de bewoordingen moet worden gehecht. Met die beslissing werd bevestigd dat de Haviltex-maatstaf ook in commerciële verhoudingen effect heeft op de uitleg van contractuele bepalingen.

Maar wat heeft nu te gelden wanneer partijen uitdrukkelijk hebben afgesproken dat een geschil omtrent de uitleg van hun overeenkomst enkel mag worden beoordeeld aan de hand van de letterlijke tekst ervan? Dit was aan de orde in de zaak die leidde tot het hierna te bespreken arrest.

De feiten
GDF Suez Nederland heeft door middel van een activa/passiva-transactie het aandeel van NAM in een aantal olie- en gasvelden gekocht. GDF Suez Holding heeft van NAM haar aandeel gekocht in de zogenaamde A6-F3-pijplijn. De transacties zijn neergelegd in acht overeenkomsten. De overdracht van de activa vond plaats op 30 december 2008, maar partijen hebben afgesproken dat deze al effect had per 1 januari 2008. Het gevolg van die afspraak was dat NAM van 1 januari 2008 tot 30 december 2008 de activa voor rekening van GDF heeft geëxploiteerd. NAM vindt dat GDF, op grond van de overeenkomsten, de door NAM over de exploitatie van die activa betaalde belasting moet vergoeden en heeft deze aan GDF in rekening gebracht. De rechtbank heeft de vordering van NAM toegewezen.

Oordeel hof
Het hof respecteert (net als de rechtbank) de uitdrukkelijke wens van partijen om het geschil omtrent de uitleg van hun overeenkomsten enkel te beoordelen aan de hand van de letterlijke tekst daarvan. Het hof overweegt vervolgens dat het niet aannemelijk is – en dat niets in de overeenkomsten erop wijst – dat partijen, twee grote commerciële ondernemingen, zouden zijn overeengekomen dat NAM wel de winst over 2008 aan GDF zou moeten afstaan, maar de belasting over die winst zelf zou moeten dragen. Het hof oordeelt dan ook dat NAM gerechtigd is de door haar betaalde belasting over die winst op GDF te verhalen.

Het hof stelt GDF niet in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren, omdat partijen het er over eens zijn dat bij de uitleg van de overeenkomsten moet worden uitgegaan van de letterlijke tekst daarvan. Die tekst staat niet ter discussie, waardoor tegenbewijs volgens het hof geen nut zou hebben, omdat het hof gezien het standpunt van partijen de uitkomsten daarvan niet in zijn oordeel zou mogen betrekken.

Tot slot
Deze uitspraak laat zien dat een afspraak over uitleg gevolgen kan hebben voor het werkveld van de rechter en de bewijspositie van partijen.

De tussen partijen gemaakte afspraak leidde er in dit geval toe dat de rechter de bepalingen uit de betreffende overeenkomsten enkel letterlijk uitlegde. Daardoor werd de hiervoor bedoelde leer uit de rechtspraak met betrekking tot het uitleggen van contracten terzijde geschoven, in die zin dat de ‘overige omstandigheden van het geval’ geen invloed hadden op de interpretatie van de overeenkomsten.

Verder beperkte de partijafspraak GDF in haar bewijsmogelijkheden in de procedure. Het oordeel van het hof komt er immers op neer, dat GDF geen tegenbewijs mocht leveren voor de door het hof gekozen interpretatie van de relevante bepaling. Het bewijsaanbod van GDF werd door het hof gepasseerd, omdat zij er een uitleg op na hield die in de ogen van het hof niet strookte met de tekst van de overeenkomst. Daarmee ontviel ieder nut aan nadere bewijslevering.

Het spreekt voor zich dat het maken van een afspraak over uitleg het al vaak onderstreepte belang van zorgvuldige schriftelijke vastlegging vergroot. De taalkundige uitleg van de tekst zal immers bepalend zijn voor het verloop én de afloop van het geschil. Gelet op de geschetste procedurele gevolgen dient het opnemen van een dergelijke clausule weloverwogen te gebeuren.

Jeroen Naus
advocaat ondernemingsrecht