1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Het Europees paspoort voor verzekeraars, tussenpersonen en gevolmachtigden

Het Europees paspoort voor verzekeraars, tussenpersonen en gevolmachtigden

Met de steeds verdergaande harmonisatie van de Europese Unie, onderzoekt menig levens- en schadeverzekeraar de mogelijkheden om zijn diensten op een eenvoudige manier in andere lidstaten op de markt te brengen. In tegenstelling tot wat de kernwaarde vrij verkeer van diensten doet vermoeden, staat het verzekeraars echter niet vrij dit zonder meer te doen. Dit is terug te voeren op de uiteenlopende vereisten die de verschillende nationale toezichthouders hanteren. Om de toegang tot andere lidst...
Leestijd 
Auteur artikel Wim Weterings
Gepubliceerd 27 februari 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Met de steeds verdergaande harmonisatie van de Europese Unie, onderzoekt menig levens- en schadeverzekeraar de mogelijkheden om zijn diensten op een eenvoudige manier in andere lidstaten op de markt te brengen. In tegenstelling tot wat de kernwaarde vrij verkeer van diensten doet vermoeden, staat het verzekeraars echter niet vrij dit zonder meer te doen. Dit is terug te voeren op de uiteenlopende vereisten die de verschillende nationale toezichthouders hanteren. Om de toegang tot andere lidstaten - en daarmee tevens een vrije dienstverrichting alsook de concurrentie - te bevorderen, is echter bij de Richtlijnen 2002/83/EG en 92/49/EG het zogenaamde Europees paspoort ingevoerd.

Het Europees paspoort is mogelijk het meest belangrijke uitvloeisel van deze richtlijnen. Zij is gebaseerd op de binnen in de Europese Economische Ruimte (EU plus Liechtenstein, IJsland en Noorwegen) geldende principes van ‘home country control’ en ‘single license’ die bepalen dat een verzekeraar met een zetel in een lidstaat enkel onder het toezicht staat van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die hem een vergunning heeft verleend.

In feite is het Europees paspoort een aanvulling op een reeds door DNB aan de verzekeraar afgegeven vergunning om verzekeringsactiviteiten te mogen ontplooien op de Nederlandse markt. De verzekeraar hoeft dan geen separate vergunning(en) aan te vragen voor activiteiten in andere ‘Europese’ landen, doch kan een Europees paspoort verkrijgen door een notificatieprocedure te doorlopen (artikel 2:117 juncto 2:116 Wft).

Bij de (kosteloze) notificatieprocedure maakt de verzekeraar aan DNB haar voornemen tot grensoverschrijdende werkzaamheden kenbaar, met een opgave van landen waarin zij voornemens is deze activiteiten te ontplooien. De verzekeraar dient daarbij te vermelden welke werkzaamheden dit zijn (inclusief een opgave van de aard van de risico’s van de verzekeringen die worden aangeboden) en een verklaring te overleggen dat zij over de vereiste solvabiliteitsmarge beschikt.  

De verzekeraar dient een keuze te maken of dat hij de diensten ‘cross border’ vanuit Nederland wil gaan aanbieden, of dat hij vanuit een fysiek bijkantoor in de beoogde lidstaat wil gaan werken. In het eerste geval is, voordat de verzekeraar voor het eerst in een andere lidstaat activiteiten gaat verrichten, instemming van DNB vereist. Gezien artikel 2:119 Wft, stemt DNB echter in beginsel in met de aanvraag. Binnen een maand dient DNB een besluit te nemen over de aanvraag tot instemming. Het (instemmende) besluit wordt vervolgens binnen een werkdag medegedeeld aan de toezichthouder(s) van de lidstaat/lidstaten waar de verzekeraar de diensten wil gaan ontplooien

Voor het openen van een bijkantoor in een andere lidstaat gelden aanvullende vereisten. Ook dan zal DNB de aanvraag allereerst zelf – maar nu binnen drie maanden – beoordelen. DNB blijft namelijk de toezichthoudende instantie voor de activiteiten die de verzekeraar in het buitenland ontplooit. Dit komt voort uit het eerder genoemde ‘home country control’ principe. Wel zullen meer gegevens door de verzekeraar moeten worden overgelegd aan DNB, waaronder over de dagelijks beleidsbepalers, de bedrijfsvoering en de kapitaalsvereisten (artikel 47 Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft). Tevens kan de toezichthouder van de andere lidstaat – binnen twee maanden na de mededeling van DNB – nadere voorwaarden verbinden aan het uitvoeren van werkzaamheden in die lidstaat, die aan DNB worden doorgegeven.

Overigens kan het Europees paspoort kan ook een vereiste zijn voor andere dienstverleners uit de verzekeringssector, waaronder assurantietussenpersonen en gevolmachtigden, die in andere lidstaten willen opereren en onder de reikwijdte van de Wft vallen. Dirkzwager advocaten & notarissen kan uw organisatie adviseren op het gebied op vergunningverlening en andere Wft gerelateerde kwesties. 

Wim Weterings

Robin Schrijver