1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Is het handhaven van een retentierecht jegens een faillissementskoper onrechtmatig? (1)

Is het handhaven van een retentierecht jegens een faillissementskoper onrechtmatig?

In een eerdere bijdrage heb ik uiteengezet dat een retentierecht ook in een faillissementssituatie een geschikt middel kan zijn om voldoening van uw vordering te realiseren. Een recent arrest van het Gerechtshof Den Haag illustreert dit op treffende wijze. In dat arrest speelde de vraag of de houder van een retentierecht onrechtmatig handelde door dit retentierecht jegens een faillissementskoper te handhaven.Wat was het geval?Rotterdam Kraanservice B.V. (hierna: “Kraanservice”) hield zich bez...
Leestijd 
Auteur artikel Steven Effting
Gepubliceerd 04 augustus 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In een eerdere bijdrage heb ik uiteengezet dat een retentierecht ook in een faillissementssituatie een geschikt middel kan zijn om voldoening van uw vordering te realiseren. Een recent arrest van het Gerechtshof Den Haag illustreert dit op treffende wijze. In dat arrest speelde de vraag of de houder van een retentierecht onrechtmatig handelde door dit retentierecht jegens een faillissementskoper te handhaven.

Wat was het geval?
Rotterdam Kraanservice B.V. (hierna: “Kraanservice”) hield zich bezig met het ontwerpen en produceren van kranen, silo’s en transportsystemen. Kraanservice had een jarenlange handelsrelatie met Unicum Schiedam B.V. (hierna: “Unicum”), welke onderneming in opdracht van Kraanservice conserverings- en kraanwerkzaamheden verrichte.

Op 14 augustus 2012 is Kraanservice in staat van faillissement verklaard. Op dat moment had Kraanservice meerdere opdrachten bij Unicum uitstaan. In het kader van die opdrachten had Unicum kraanonderdelen van Kraanservice onder zich. Op de faillissementsdatum waren door Unicum diverse facturen verstuurd die nog niet door Kraanservice waren voldaan.

In de week na faillietverklaring heeft de curator een deel van de activa van Kraanservice aan een andere vennootschap genaamd IJzerhandel verkocht. Deze activatransactie had niet alleen betrekking op de overdracht van een lopende opdracht voor de bouw van een portaalkraan, maar ook op de verkoop van onderdelen van die (nog te bouwen) kraan. Het laat zich al raden: de betreffende kraanonderdelen bevonden zich op dat moment bij Unicum.

Voorts is relevant dat IJzerhandel met betrekking tot de overgenomen lopende opdracht met de opdrachtgever had afgesproken een aanvullende vergoeding te ontvangen indien de opdracht voor een bepaalde datum was afgerond. Voor IJzerhandel was het daarom van groot belang dat zij tijdig de beschikking zou krijgen over de kraanonderdelen die zich bij Unicum bevonden.

Een beroep op het retentierecht jegens de faillissementskoper
In mijn eerdere bijdrage heb ik uiteengezet dat de schuldeiser die een retentierecht heeft op een aan een schuldenaar toebehorende zaak, dit recht niet verliest door de faillietverklaring. Omdat artikel 3:291 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat het retentierecht ook kan worden ingeroepen tegen derden met een ‘nieuwer’ recht op de zaak, kan een retentierecht dus in beginsel ook jegens een faillissementskoper worden ingeroepen.

Artikel 60 lid 2 van de Faillissementswet geeft de curator echter wel de bevoegdheid om een teruggehouden zaak op te eisen en te verkopen. In de onderhavige casus heeft IJzerhandel daarom met de curator afgesproken dat hij van deze bevoegdheid gebruik zou maken. De curator heeft dit vervolgens bij brief van 23 augustus 2012 en 4 september 2012 ook gedaan. Ook IJzerhandel zelf heeft aan Unicum afgifte verzocht van de kraanonderdelen.

 
Unicum heeft met een beroep op haar retentierecht de afgifte van de kraanonderdelen geweigerd. Pas nadat IJzerhandel (op 30 oktober 2012) een bankgarantie heeft afgegeven, heeft Unicum de kraanonderdelen afgegeven. Voor IJzerhandel was het hierdoor niet meer mogelijk de overgenomen opdracht tijdig af te ronden. De overeengekomen bonus voor het tijdig opleveren van de portaalkraan liep zij daardoor mis.

De procedure
IJzerhandel heeft het daar niet bij willen laten zitten. Zij vordert daarom een verklaring voor recht dat Unicum – door te weigeren de kraanonderdelen aan haar af te geven – onrechtmatig heeft gehandeld. Daarbij vordert IJzerhandel veroordeling van Unicum tot betaling van een schadevergoeding van € 50.000,-.

Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden de vorderingen van IJzerhandel afgewezen. Het hof komt tot dit oordeel omdat de in artikel 60 Faillissementswet neergelegde bevoegdheid strekt ter behartiging van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, en niet ter behartiging van de belangen van een (individuele) faillissementskoper.

Het feit dat Unicum geen gehoor heeft gegeven aan de opeising door de curator betekent niet, althans niet zonder meer, dat Unicum jegens IJzerhandel onrechtmatig heeft gehandeld. Daar zijn bijkomende omstandigheden voor nodig.

In dit geval leek het erop dat de curator de opeising op de voet van artikel 60 lid 2 Faillissementswet liet rusten en afwachtte of IJzerhandel en Unicum er samen uit zouden komen. De curator heeft het bij het sturen van twee brieven gelaten. Hij heeft geen gevolg gegeven aan zijn aankondiging een kort geding te starten indien Unicum de teruggehouden onderdelen niet binnen drie dagen zou afgeven.

Het had op de weg van IJzerhandel gelegen om de curator aan te spreken op zijn contractuele verplichting en voor opeising te zorgdragen. De curator had zich op grond van die afspraken vervolgens tot Unicum moeten richten om afgifte te bewerkstelligen. Als Unicum daarna afgifte had geweigerd, had zij mogelijk wel onrechtmatig gehandeld.

Conclusie
Het blijkt maar weer dat het retentierecht (ook in faillissement) een sterk middel is om voldoening van uw vordering af te dwingen. In de hier behandelde casus is het de houder van het retentierecht zelfs gelukt een faillissementskoper te bewegen tot het afgeven van een bankgarantie. Mijns inziens had het meer op de weg van de faillissementskoper gelegen om bij de curator aan te dringen op afgifte.

Hoewel in beginsel geldt dat u op grond van artikel 60 Faillissementswet gehouden kunt zijn een teruggehouden zaak af te geven, betekent een weigering daartoe niet zonder meer dat u onrechtmatig handelt. Een en ander hangt af van de omstandigheden van het geval. Laat u daarover adviseren. Neem contact op met mij of met een van mijn collega’s op 024 – 38 13 138

Voor vragen over het uitoefenen van een retentierecht (al dan niet in faillissement) kunt u contact opnemen met Steven Effting.