1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Aansprakelijkheid na val van een in de buitenlucht geplaatst fitnessapparaat?

Aansprakelijkheid na val van een in de buitenlucht geplaatst fitnessapparaat?

Een man (benadeelde) loopt ernstig letsel op wanneer hij van een door de gemeente in de buitenlucht geplaatst fitnessapparaat valt. De gemeente en haar aansprakelijkheidsverzekeraar worden aansprakelijk gesteld op grond van artikel 6:173, 6:174 en 6:162 BW. Is sprake van een gebrekkige zaak of opstal en/of heeft de gemeente nalatig gehandeld? De rechtbank Oost-Brabant oordeelt als volgt.
Leestijd 
Auteur artikel Letske Hofstra (uit dienst)
Gepubliceerd 27 september 2018
Laatst gewijzigd 27 september 2018

Feiten & omstandigheden

Op maandag 27 augustus 2012 loopt eiser hard in het gebied rond de Oosterplas in ’s-Hertogenbosch. Hij passeert daarbij een (openbaar) terrein waar fitnesstoestellen zijn geplaatst om rek- en strekoefeningen te doen. De man maakt gebruik van de zogenaamde “sit-up”, een bankje met aan het ene uiteinde twee aan de linker- en rechterzijde uitstekende voetsteunen en bovenop een klein zadel. Dit toestel is in 2010 door de gemeente op het terrein geplaatst. Op enig moment valt eiser van het toestel waardoor hij ernstig letsel oploopt, namelijk een hoge dwarslaesie.

De advocaat van benadeelde stelt de gemeente (en haar aansprakelijkheidsverzekeraar) aansprakelijk op grond van artikel 6:173 (aansprakelijkheid voor roerende zaak), 6:174 (opstalaansprakelijkheid) en 6:162 (onrechtmatige daad) BW. Als aansprakelijkheid wordt afgewezen, start benadeelde een procedure tegen de gemeente en haar verzekeraar. Tot welk oordeel komt de rechtbank Oost-Brabant?

De beoordeling

In geschil is allereerst de vraag of sprake is van een gebrekkig fitnessapparaat als roerende zaak of opstal in de zin van artikel 6:173 en 6:174 BW. Eiser meent dat het toestel gebrekkig is aangezien het klaarblijkelijk niet beschermde tegen het gevaar van vallen. Hierbij wordt de gemeente verweten dat er geen algemene waarschuwing voor valgevaar bij de sit-up vermeld stond. Volgens eiser had de gemeente bijvoorbeeld moeten waarschuwen voor het feit dat je op het toestel makkelijk je evenwicht kunt verliezen. De rechtbank overweegt in dit kader dat een dergelijke waarschuwing zo algemeen en vanzelfsprekend is, dat dit niet als relevant en noodzakelijk voor het gebruik van het fitnesstoestel kan worden aangemerkt. Het betreft geen relevante omstandigheid die kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 6:173 of 6:174 BW.

Eiser stelt verder dat er aanvullende beschermende maatregelen getroffen hadden moeten worden, zoals dit ook gebeurt bij fitnessapparaten die in sportcentra worden gebruikt. De gemeente stelt daarentegen dat de sit-up een Tüv-certificaat heeft en is getest aan de norm NEN-EN 16630. Daar komt bij dat het apparaat geplaatst is op een grasveld dat gebruikt mag worden als ondergrond tot een valhoogte van 1,5 meter. De sit-up is slechts 41 cm hoog.

Ook de rechtbank komt tot de conclusie dat de sit-up voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, waarbij zij vooropstelt dat het toestel een Tüv-certificaat heeft.

De NEN-norm geeft volgens benadeelde echter niet aan voor welke toestellen of in welke situaties beschermende maatregelen zoals voetsteunen en de rugsteun moeten worden gebruikt.

De rechtbank overweegt vervolgens:

 “Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] echter onvoldoende gemotiveerd gesteld dát die gestelde beschermende maatregelen in dit geval van de Gemeente verwacht mochten worden. [eiser] stelt weliswaar dat de door hem genoemde maatregelen te vinden zijn op afbeeldingen op internet van vergelijkbare toestellen als de sit-up, die in sportscholen worden gebruikt. Hij maakt echter onvoldoende duidelijk in hoeverre die maatregelen gebruikelijk zijn voor dergelijke fitness-apparaten en of die maatregelen bedoeld zijn in het kader van veiligheid of in het kader van comfort. Temeer had een nadere toelichting van [eiser] op dit punt mogen worden verwacht, omdat het in deze zaak gaat om een openlucht fitnessapparaat bestemd voor publiek gebruik. Dat stelt andere eisen aan het apparaat op het punt van onderhoud en duurzaamheid (“hufter-proof”) dan aan een apparaat dat in een sportschool wordt gebruikt.

Kortom, de rechtbank kan niet aannemen dat sprake is van een gebrek in de zin van artikel 6:173/174 BW. Ook kan op grond van het voorgaande niet worden vastgesteld dat de gemeente de op haar rustende bijzondere zorgplicht (hetgeen door eiser subsidiair wordt gesteld) zou hebben geschonden.

Conclusie

Het fitnessapparaat kan niet gekwalificeerd worden als een gebrekkige roerende zaak dan wel een gebrekkige opstal. Er is bovendien door de gemeente geen situatie in het leven geroepen of laten voorbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is.

De rechtbank acht bij al het voorgaande van belang dat een ongeval als dat van benadeelde (met zulke ernstige gevolgen) zeer zeldzaam is. Het betreft hier een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af.