1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De wettelijke geschillen- en uitkoopregeling in vogelvlucht (II): uittreding

De wettelijke geschillen- en uitkoopregeling in vogelvlucht (II): uittreding

In een drietal artikelen behandelen wij de wettelijke geschillen- en uitkoopregeling in vogelvlucht. In dit tweede artikel gaan wij in op de uitgangspunten van de vordering tot uittreding.
Leestijd 
Auteur artikel Tara Hermsen
Gepubliceerd 29 maart 2022
Laatst gewijzigd 29 maart 2022

Dit is het tweede artikel in de reeks over de wettelijke geschillen- en uitkoopregeling in vogelvlucht. In deze reeks komen de verschillende onderdelen van de geschillen- en uitkoopregeling aan bod. De geschillenregeling kan een oplossing bieden wanneer tussen aandeelhouders onderling geschillen bestaan en aandeelhouders er samen niet uitkomen.

In het eerste artikel van deze reeks zijn wij ingegaan op de uitgangspunten van de vordering tot uitstoting (“zet hem eruit”). In dit tweede artikel komt de vordering tot uittreding (“laat mij eruit”) van artikel 2:343 Burgerlijk Wetboek aan bod.

Vordering tot uittreding (“laat mij eruit”)

Wie?
Iedere aandeelhouder kan een vordering tot uittreding instellen tegen één of meer aandeelhouders of tegen de vennootschap. De uittredingsvordering wordt vaak tegen de vennootschap ingesteld als een te dagvaarden aandeelhouder in het buitenland woont of waarschijnlijk geen middelen heeft om de aandelen van de eisende aandeelhouder over te nemen. Daarbij kan de beknelde aandeelhouder zich baseren op gedragingen van de vennootschap zelf (bijvoorbeeld de weigering om een aandeelhouder noodzakelijke informatie over het functioneren van de vennootschap te verschaffen) of één of meer aandeelhouders.

Wanneer?
Voor de vordering tot uittreding is vereist dat de uittredende aandeelhouder door gedragingen van (een) medeaandeelhouder(s) of van de vennootschap zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Het gaat hier om zodanige gedragingen van een aandeelhouder of van de vennootschap dat de positie van de eisende aandeelhouder is bekneld of benard. Of de belangen van de vennootschap al dan niet zijn geschaad, speelt geen rol bij deze beoordeling.

Niet alleen de schending van aandeelhoudersrechten- of belangen kan aanleiding geven tot uittreding. Ook de schending van andere rechten of belangen van de uittredende aandeelhouder, zoals privébelangen, kan leiden tot een succesvolle uittredingsvordering. Ook ten aanzien van de gedragingen van de overige aandeelhouders is niet vereist dat hun gedrag is gepleegd in de hoedanigheid van aandeelhouder. Een gedraging hoeft bovendien geen ‘misdraging’ te zijn. Iedere gedraging die ervoor zorgt dat de rechten of belangen van de andere aandeelhouder geschaad worden, kan in aanmerking worden genomen. Daarnaast is het irrelevant of de gedragingen van de andere aandeelhouder(s) verwijtbaar zijn.

De uittredingsvordering kan bijvoorbeeld in de volgende situaties kan worden toegewezen:

  • het stelselmatig onthouden van toereikende (financiële) informatie;
  • het zonder goede grond blokkeren van een dividenduitkering. De slechte financiële positie van de vennootschap levert echter géén succesvolle grond op voor toewijzing van de uittredingsvordering;
  • het stelselmatig buiten de algemene vergadering houden van een aandeelhouder, en daarmee buiten de besluitvorming;
  • het ontslag van de aandeelhouder-bestuurder als bestuurder, waardoor zijn zeggenschap op directieniveau volledig wordt ontnomen terwijl er gezien de ernstig verstoorde verhoudingen vanuit moet worden gegaan dat de aandeelhouder in de algemene vergadering in een benarde positie dreigt te geraken; en
  • indien een medeaandeelhouder de vennootschap beconcurreert met een andere vennootschap.

De jurisprudentie legt het vereiste voor toewijzing van de uittredingsvordering beperkt uit. Vaak zijn er “bijkomende zwaarwegende omstandigheden” vereist. De wetgever vindt deze hoge lat die is ontstaan in de jurisprudentie onwenselijk, omdat de uittreding is bedoeld als een ‘adequate exit voor een beknelde minderheidsaandeelhouder’. Daarom vereenvoudigt het voorontwerp van het wetsvoorstel inzake de aanpassing van de geschillenregeling en de verduidelijking van de ontvankelijkheidseisen in de enquêteprocedure (“Voorontwerp”) het criterium voor uittreding als volgt:

de medeaandeelhouder(s) moet(en) zich zodanig in strijd gedragen met hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd dat het voortduren van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van de ander kan worden gevergd’.

Op basis van het Voorontwerp moet de rechter de betrokken belangen dus tegen elkaar afwegen.

Hoewel het Voorontwerp momenteel nog op de planken ligt, is in de jurisprudentie te zien dat al op het Voorontwerp wordt geanticipeerd. Zo heeft de Ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam al overwogen dat voor de toewijzing van een uittredingsvordering niet is vereist dat er sprake is van bijkomende zwaarwegende omstandigheden, zwaarwegende gronden of verwijtbaarheid. Voldoende is dat de gedragingen van de medeaandeelhouder(s) (of de vennootschap) de eisende aandeelhouder in een beknelde positie brengen.

Gevolg
Wordt de vordering tot uittreding toegewezen, dan is/zijn de gedaagde aandeelhouder(s) verplicht om de aandelen van de eisende aandeelhouder over te nemen, tenzij een aanbiedingsregeling bestaat. Bestaat er een aanbiedingsregeling, dan moet deze gevolgd worden.

Na toewijzing van een vordering tot uittreding wordt net als bij de vordering tot uitstoting een deskundige benoemd door de rechter, die de prijs van de aandelen gaat vaststellen. Is een prijsbepaling of -waardering in de statuten of de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen, dan moet deze methodiek worden toegepast voor de vaststelling van de prijs voor de aandelen.

In het geval van uittreding is het daarenboven mogelijk om een billijke verhoging van de prijs te vragen. Dit is bedoeld voor gevallen dat een meerderheidsaandeelhouder besluiten neemt die nadelig zijn voor de vennootschap als geheel, waardoor de waarde van de aandelen in de vennootschap is gedaald. De rechter kan in dat geval een billijke verhoging toepassen als hij van mening is dat de negatieve gevolgen hiervan niet voor rekening van de uittredende aandeelhouder mogen komen.

Voor meer informatie over de uittreding, verwijzen wij graag naar dit artikel. Indien u meer wilt weten over de wijzigingen die het Voorontwerp met zich mee zullen brengen, verwijzen wij u graag naar dit artikel. Mocht u vragen hebben over de geschillen- of uitkoopregeling, neemt u dan gerust contact met ons op.