Een narisico-verzekeraar mag schade verhalen als het ontbreken van een nieuwe WA-verzekering onrechtmatig is wegens maatschappelijke zorgvuldigheid

31 oktober 2024, laatst geüpdatet 1 november 2024

Uitspraak rechtbank Noord-Holland van 11 september 2024. 

In dit artikel

Gedaagde heeft in juli 2018 een auto met kenteken overgedragen gekregen waarvan het kenteken op 19 juli 2018 op zijn naam is gezet. De auto is tot 21 juli 2018 door de vorige eigenaar van de auto verzekerd geweest onder een WA-verzekering bij Achmea.  

De gedaagde heeft, nadat het kenteken van de auto op zijn naam is gezet, geen nieuwe WA-verzekering voor de auto afgesloten. Er is wel schade gereden: op 29 juli 2018 is de auto betrokken geraakt bij een ongeluk en is schade toegebracht aan vier geparkeerd auto’s. Met behulp van getuigen heeft de politie de betrokkenheid het voertuig vastgesteld en vervolgens hebben de benadeelden Achmea op grond van artikel 13 lid 4 WAM aansprakelijk gesteld (de termijn van het narisico (16 dagen) vangt aan op het moment dat de verzekeringsovereenkomst niet langer van kracht is). Achmea heeft op grond van het narisico de schade vergoed, maar wil dat bedrag verhalen op de aansprakelijke persoon. 

Die heeft echter verklaard dat hij zelf op het moment dat de schade is veroorzaakt thuis op de bank zat en de schade dus niet heeft veroorzaakt. De kantonrechter acht dit niet relevant:  

Op basis van artikel 2 WAM is de bezitter van een motorrijtuig en degene op wiens naam het kenteken staat ingeschreven verplicht om het motorrijtuig te verzekeren op basis van een WA-verzekering. Deze verplichting is door [gedaagde] niet nageleefd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] door het niet afsluiten van een WA-verzekering heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij ten opzichte van Achmea in acht had moeten nemen. Doordat [gedaagde] namelijk de wettelijke verplichting om een verzekering af te sluiten niet nakomt, is Achmea op basis van de wet (het narisico zoals opgenomen in artikel 13 lid 4 WAM) verplicht de schade aan de vier geparkeerde auto’s te vergoeden, terwijl de bij Achmea verzekerde vorige eigenaar van de auto niet meer de kentekenhouder is. Door het niet in acht nemen van deze zorgvuldigheidsnorm heeft [gedaagde] onrechtmatig tegenover Achmea gehandeld in de zin van artikel 6:162 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en is hij verplicht de schade die Achmea daardoor lijdt te vergoeden (rov 4.4).

De kantonrechter gaat ook niet mee in het verweer dat gedaagde thuis was op het moment van de aanrijding en niet zelf de schade heeft veroorzaakt, immers:  

“Het niet-verzekeren van de auto is namelijk al als onrechtmatig gekwalificeerd ten opzichte van Achmea, zodat het niet relevant is of de auto al dan niet met toestemming van [gedaagde] als kentekenhouder aan het verkeer is gaan deelnemen. Bovendien mag van een kentekenhouder die een auto niet krachtens de WAM heeft verzekerd zoals [gedaagde] in deze zaak, worden verwacht dat zij maatregelen heeft genomen die voorkomen dat iemand met de auto aan het verkeer gaat deelnemen, door bijvoorbeeld de autosleutels onder zich te houden. [gedaagde] heeft zich niet op het standpunt gesteld dat hij zulke maatregelen heeft genomen.” (rov. 4.6).

Op de website van de Rechtspraak is de volledige uitspraak te lezen en een vergelijkbaar oordeel van Hof Den Bosch.