1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Klachtplicht art. 6:89 BW: enkele melding van gebrek is onvoldoende

Klachtplicht art. 6:89 BW: enkele melding van gebrek is onvoldoende

Aan een klacht in de zin van art. 6:89 BW wordt de eis gesteld dat aan de schuldenaar duidelijk mededeling wordt gedaan van het feit dat er sprake is van een gebrek waarvoor de schuldeiser hem aansprakelijk houdt. De enkele mededing dat sprake is van een gebrek is onvoldoende. Dit besliste het Hof Den Bosch op 18 oktober 2016.Artikel 6:89 BW houdt in dat de schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie van een contractuele wederpartij, indien hij niet binnen bekwame tijd nada...
Leestijd 
Auteur artikel Jaike Silvius (uit dienst)
Gepubliceerd 17 november 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Aan een klacht in de zin van art. 6:89 BW wordt de eis gesteld dat aan de schuldenaar duidelijk mededeling wordt gedaan van het feit dat er sprake is van een gebrek waarvoor de schuldeiser hem aansprakelijk houdt. De enkele mededing dat sprake is van een gebrek is onvoldoende. Dit besliste het Hof Den Bosch op 18 oktober 2016.

Artikel 6:89 BW houdt in dat de schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie van een contractuele wederpartij, indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij die wederpartij heeft geprotesteerd. Daarbij speelt een belangrijke rol of de schuldenaar nadeel heeft ondervonden van het verstrijken van de tijd. Het artikel berust namelijk op de gedachte dat een schuldenaar beschermd dient te worden tegen te late en daardoor moeilijk te betwisten klachten.

Feiten
Appellanten hebben een overeenkomst van opdracht gesloten met een architect. In de overeenkomst is een vergaande garantie opgenomen, inhoudende dat de architect garant staat voor de kwaliteit van de uit te voeren werkzaamheden van door hem geadviseerde of gekozen aannemers. Daarnaast bevat de overeenkomst een exoneratieclausule, waarin de aansprakelijkheid van de architect aanzienlijk wordt beperkt.

Op 1 juli 2004 nemen appellanten de woning in gebruik. Vier maanden later treedt lekkage op en eind 2010 ontstaat ook scheurvorming in de woning. Op 4 december 2012 stellen appellanten de aannemer hiervan schriftelijk op de hoogte en zenden zij tevens een afschrift aan de architect, waarna beiden de woning inspecteren. Op 13 februari 2013 stelt een onderzoeksbureau vast dat de gebreken het gevolg zijn van ontwerpfouten. Appellanten stellen de architect op 27 februari 2013 aansprakelijk voor de schade.

De rechtbank oordeelt dat appellanten niet tijdig hebben geklaagd in de zin van artikel 6:89 BW en wijst op deze grond het gevorderde af. Appellanten stellen hoger beroep in tegen deze uitspraak.

Verhouding garantie en exoneratie
Voordat het hof overgaat tot een beoordeling van de klachtplicht, wordt de verhouding tussen de garantie en de exoneratie vastgesteld. Het hof oordeelt dat de exoneratie geen betrekking heeft op door de architect geadviseerde of gekozen aannemers, nu een dergelijke reikwijdte zou betekenen dat de tussen partijen overeengekomen garantie zinloos zou zijn.

Klachtplicht
Het hof besteedt vervolgens uitvoerig aandacht aan de klachtplicht van artikel 6:89 BW. Het hof overweegt dat het bij de beantwoording van de vraag of tijdig is geklaagd niet gaat om wanneer melding is gemaakt van de gebreken, maar om het tijdstip waarop een beroep is gedaan op het gebrek in de door de wederpartij geleverde prestatie. Aan een klacht wordt de eis gesteld dat duidelijk mededeling is gedaan van het feit dat de door de schuldenaar te leveren prestatie ondeugdelijk is en wat die tekortkoming inhoudt. Dat geldt volgens het hof te meer in een situatie waarin de aangesprokene niet degene is die het werk heeft verricht, maar degene die als centraal aanspreekpunt tussen de opdrachtgever en de aannemer fungeert en een garantie heeft verleend ten aanzien van het werk van door hem geadviseerde of ingeschakelde aannemers.

Het hof oordeelt dat ten aanzien van een aantal gebreken niet binnen bekwame tijd is geklaagd. Daarbij speelt een belangrijke rol dat de architect in een nadeliger positie is komen te verkeren door het verstrijken van de tijd. Zo is de betrokken aannemer inmiddels overleden en is het vaststellen van de oorzaak van de gebreken moeilijker geworden doordat inmiddels herstelwerkzaamheden zijn verricht. Voor de overige gebreken wordt een bewijsopdracht gegeven.

Het hof heeft – mede gelet op de omstandigheid dat de architect een vergaande garantie voor het werk van de aannemer op zich had genomen – aan het klagen in de zin van artikel 6:89 BW hoge eisen gesteld. Appellanten hadden de schuldenaar duidelijk moeten maken dat sprake was van een gebrek waarvoor zij hem aansprakelijk hielden. De enkele mededeling dat sprake is van een gebrek, vormde geen toereikende klacht.