1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Onzekerheid causaal verband komt voor rekening eiser: waarschijnlijkheid van 80% is onvoldoende

Onzekerheid causaal verband komt voor rekening eiser: waarschijnlijkheid van 80% is onvoldoende

Het is aan de eisende partij om aan te tonen dat schade is ontstaan door een tekortkoming van de wederpartij. Hoewel het met een waarschijnlijkheid van 80% voor de hand ligt dat de aannemer de schade heeft veroorzaakt, gaat de aannemer in het arrest van het Hof Den Bosch van 25 september 2018 vrijuit.
Leestijd 
Auteur artikel Jaike Silvius (uit dienst)
Gepubliceerd 17 oktober 2018
Laatst gewijzigd 17 oktober 2018

Het is aan de eisende partij om aan te tonen dat schade is ontstaan door een tekortkoming van de wederpartij. Hoewel het met een waarschijnlijkheid van 80% voor de hand ligt dat de aannemer de schade heeft veroorzaakt, gaat de aannemer in het arrest van het Hof Den Bosch van 25 september 2018 vrijuit.

Feiten en procedure in eerste aanleg

Een vennootschap heeft een hoofdaannemer opdracht gegeven om een silopark met vijf silo’s te realiseren. De hoofdaannemer heeft vervolgens aan een ander bedrijf opdracht gegeven om mixers voor silo 1, 2 en 3 te leveren en te monteren. De aannemer van de mixers heeft de mixers in de silo’s bevestigd met zogenoemde boutverbindingen.

Op een gegeven moment is silo 3 bezweken tijdens het vullen van de silo met een vloeistof (de kunstmestvloeistof “urean”). Daarbij is vloeistof in de haven gestroomd en zijn de silo’s 2 en 4 beschadigd geraakt.

De vennootschap heeft de hoofdaannemer aansprakelijk gesteld voor de schade. De hoofdaannemer heeft op haar beurt de aannemer van de mixers aansprakelijk gesteld, omdat het bezwijken van de silo het gevolg zou zijn van een ondeugdelijke bevestiging van de mixers. De aannemer van de mixers betwist dat het bezwijken daaraan te wijten is.

Een door de rechtbank in eerste aanleg benoemde deskundige heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van het bezwijken van de silo. De deskundige concludeert dat de oorzaak voor het bezwijken van de silo:

  • met een waarschijnlijkheid van 80% te wijten is aan het falen van de verbinding van de mixer, gemaakt door de aannemer van de mixers;
  • met een waarschijnlijkheid van 20% aan een andere oorzaak te wijten is, namelijk het falen van de verbinding van de vulopening, gemaakt door de hoofdaannemer.

Op basis van de bevindingen van de deskundige heeft de rechtbank de vordering afgewezen.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs van de stelling dat de silo is bezweken als gevolg van een ondeugdelijke bevestiging van de mixer niet is geleverd, nu een waarschijnlijkheid van 80% daarvoor onvoldoende is.

De hoofdaannemer heeft hoger beroep ingesteld. Zij stelt ten eerste dat met het gegeven dat de deskundige een waarschijnlijkheidsverdeling van 80/20 heeft aangehouden een redelijke mate van zekerheid is verschaft dat het falen van de mixerverbinding het bezwijken van de silo heeft veroorzaakt. Daardoor is voldoende bewijs geleverd, aldus de hoofdaannemer.

De hoofdaannemer stelt ten tweede dat er in het onderhavige geval aanleiding is voor toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid, waardoor de aannemer van de mixers voor 80% aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade.

Ter toelichting: het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid is bedoeld voor gevallen waarin door de rechter niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending van de aansprakelijk gestelde persoon (of van iemand voor wie hij aansprakelijk is), dan wel door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt.

De aansprakelijk gestelde partij kan in dat geval worden veroordeeld tot vergoeding van schade, verminderd naar evenredigheid met de mate waarin omstandigheden in de risicosfeer van de benadeelde tot de schade hebben bijgedragen.

Het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid wordt met terughoudendheid toegepast, aangezien het risico bestaat dat iemand aansprakelijk wordt gehouden voor schade die hij niet (geheel) heeft veroorzaakt (zie o.m. Hoge Raad 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799).

Ter onderbouwing wijst de hoofdaannemer op de aanzienlijke kans dat causaal verband bestaat tussen de mixerverbinding en het instorten van de silo, de strekking van de geschonden norm (het voorkomen van schade en veiligheidsrisico's), de aard van de geschonden norm (tekortkoming en schuldaansprakelijkheid) en de aard van de schade (namelijk zaak- en milieuschade).

De aannemer van de mixers betwist beide stellingen. Uit het arrest blijkt niet hoe de aannemer van de mixers haar betwisting heeft gemotiveerd.

Oordeel hof

Het hof overweegt allereerst dat op de hoofdaannemer de bewijslast rust van haar stelling dat de silo is bezweken als gevolg van een ondeugdelijke verbinding.

Hoewel voor bewijslevering geen absolute zekerheid is vereist en voldoende is dat een redelijke mate van zekerheid bestaat over de juistheid van de te bewijzen stelling, bestaat in deze zaak onzekerheid over de oorzaak van de schade. De deskundige concludeert immers dat er twee potentiële oorzaken zijn.

Het hof acht de conclusie dat het bezwijken van de silo door een ondeugdelijke verbinding van de mixer met een waarschijnlijkheid van 80% het meest voor de hand ligt, onvoldoende voor het bewijs van de gestelde tekortkoming. Er blijft een te grote onzekerheid bestaan, nu er ook 20% kans is dat de oorzaak van de schade is gelegen in een ondeugdelijke verbinding van de vulopening. Die potentiële oorzaak ligt in de risicosfeer van de hoofdaannemer.

Het hof gaat voorbij aan het aanbod van de hoofdaannemer om een andere deskundige te horen, omdat de hoofdaannemer niet gemotiveerd heeft betwist welke onderdelen van het rapport niet deugen. De hoofdaannemer heeft evenmin zoveel twijfel gezaaid over de inhoud van het rapport dat het rapport niet meer als bewijs kan dienen.

Het hof oordeelt voorts dat er geen aanleiding is voor toepassing van proportionele aansprakelijkheid. Ten eerste is relevant dat de aannemer van de mixers de gestelde aansprakelijkheid gemotiveerd betwist, waardoor de normschending niet vaststaat. Ten tweede heeft de hoofdaannemer – in het licht van de benodigde terughoudende toepassing – onvoldoende omstandigheden gesteld die toepassing van het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid rechtvaardigen.

Het hof acht van belang dat het gaat om materiële schade, waardoor minder aanleiding bestaat om proportionele aansprakelijkheid te aanvaarden dan bijvoorbeeld bij gezondheidsschade. De gestelde milieuschade is tot op heden niet aangetoond. Ook weegt het hof mee dat de hoofdaannemer niet te beschouwen is als een (economisch) zwakkere partij, maar als een professionele partij waarvan kan worden aangenomen dat zij verzekerd is tegen schade als de onderhavige.

Kortom, de onzekerheid over het causaal verband komt voor risico van de hoofdaannemer. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.