1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Verzekeringsfraude: voorwaarden voor registratie in extern verwijzingsregister stichting CIS

Verzekeringsfraude: voorwaarden voor registratie in extern verwijzingsregister stichting CIS

In dit artikel zal het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 28 mei 2014 worden besproken. Het draaide in deze zaak om de rechtmatigheid van het opnemen van de gegevens van een frauderende verzekerde in zowel de interne registers van de verzekeraar als in het Extern Verwijzingsregister (EVR) van Stichting CIS.CasusAppellant had bij ABN AMRO een inboedelverzekering afgesloten. Onder deze verzekering meldde hij vervolgens een schade die verband zou houden met een gaslek in zijn woning. Nadat...
Leestijd 
Auteur artikel Maud van Lent (uit dienst)
Gepubliceerd 01 juli 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In dit artikel zal het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 28 mei 2014 worden besproken. Het draaide in deze zaak om de rechtmatigheid van het opnemen van de gegevens van een frauderende verzekerde in zowel de interne registers van de verzekeraar als in het Extern Verwijzingsregister (EVR) van Stichting CIS.

Casus

Appellant had bij ABN AMRO een inboedelverzekering afgesloten. Onder deze verzekering meldde hij vervolgens een schade die verband zou houden met een gaslek in zijn woning. Nadat ABN AMRO aanvankelijk een voorschot uitbetaalde wees zij dekking af wegens vermoedelijke fraude. Tevens heeft zij alle verzekeringen die appellant had lopen bij ABN AMRO per direct beëindigd en zijn appellantes gegevens opgenomen in zowel het interne incidentenregister van ABN AMRO alsmede in het EVR.

Appellant is vervolgens bij de voorzieningenrechter van de rechtbank een kort geding gestart om de interne en externe registratie ongedaan gemaakt te krijgen. Tevens heeft hij een aanvullend voorschot op de schade-uitkering gevorderd. De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen af.

Appellant legt zich hier niet bij neer en start bij het hof een hoger beroep in kort geding. In hoger beroep wijzigt appellant zijn eis. Hij vordert zodoende niet langer betaling van een voorschot maar wel ongedaanmaking van de registratie en ongedaanmaking van de beëindiging van de verzekeringen.

Spoedeisend belang

In een kort geding procedure dient er - voordat aan een inhoudelijke beoordeling wordt toegekomen - sprake te zijn van een spoedeisend belang. Indien hiervan geen sprake is dan dient een rechtszoekende immers een gewone procedure te starten die meer tijd in beslag neemt.

Het hof oordeelt dat er ten aanzien van de (interne én externe) registratie wel sprake is van een spoedeisend belang. Van appellant kan namelijk niet worden verwacht dat hij een langdurige bodemprocedure afwacht en ondertussen niet op zou kunnen komen tegen een in zijn ogen foutieve registratie. Er is echter geen spoedeisend belang ten aanzien van de eis tot ongedaanmaking van de tussentijdse opzegging van de verzekeringen. Appellant kan zich namelijk (weliswaar tegen een hogere premie) nog altijd verzekeren bij Rialto.

Criteria voor registratie in frauderegisters

Het hof komt zodoende (enkel) toe aan een inhoudelijke beoordeling van de interne en externe registratie. Ten aanzien van met name de registratie in het externe register bij stichting CIS overweegt het hof dat deze registratie verstrekkende consequenties kan hebben voor appellant. Alle deelnemende financiële instellingen kunnen hierdoor immers vaststellen dat er sprake is van een registratie in het interne register van ABN AMRO. Zij kunnen bij ABN AMRO extra informatie aanvragen met betrekking tot de inschrijving en hun diensten aan appellant weigeren.

Tegen deze achtergrond oordeelt het hof dat er hoge eisen dienen te worden gesteld aan de opname in de registers. Het hof verwijst in dit kader naar artikel 5.2.1. van het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen en de uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen van 20 februari 2006, nr. 2006/013 Re. Hierin is bepaald dat de verzekeraar die tot een registratie in het EVR overgaat moet voldoen aan de volgende drie criteria:

  1. De verzekeraar moet de gerechtvaardigde overtuiging hebben gekregen dat door de betrokken is gefraudeerd. Een enkel vermoeden daartoe is niet voldoende;

  2. De verzekeraar moet een afweging maken van het belang van de verzekeringsbranche bij de registratie en het belang van verzekerde om juist niet te worden geregistreerd;

  3. De verzekeraar dient te onderzoeken of door de bijzondere omstandigheden van het concrete geval de externe registratie bij Stichting CIS onevenredig hard zou zijn (proportionaliteitstoets).


Eindoordeel hof

Het hof dient dan ook te beoordelen of ABN AMRO in een bodemprocedure aannemelijk zal kunnen maken dat aan deze drie criteria is voldaan. Omdat appellant wisselende verklaringen heeft afgelegd over het ontstaan van de schade en omdat van de schade ieder tastbaar bewijs ontbreekt, oordeelt het hof dat aannemelijk is dat ABN AMRO hierin zal slagen. De registratie in zowel het interne als externe register is dan ook terecht en mag worden gehandhaafd. Dat er geen aangifte van fraude is gedaan door ABN AMRO en dat appellant niet voorafgaand aan de registratie is gehoord over het voornemen tot registratie, leidt niet tot een ander oordeel.

Conclusie

In de databank die Stichting CIS beheert, kunnen meerdere soorten meldingen worden geplaatst (zie artikel 13 van het CIS Gebruikersprotocol. Een van die meldingen is de EVR registratie. Indien een verzekeraar ervoor kiest over te gaan tot een EVR registratie, dan moet hij verzekerde hiervan op de hoogte stellen. Verzekerde kan zich vervolgens op drie mogelijke manieren verzetten tegen een EVR registratie, namelijk door:

1) een klacht in te dienen bij de verzekeraar die de melding heeft gemaakt,

2) een klacht in te dienen bij Stichting CIS (zie artikel 30 CIS Gebruikersprotocol),

2) door de registratie aan te vechten bij de civiele rechter.

In de zaak bij het hof Arnhem-Leeuwarden heeft appellant voor dit laatste gekozen, vermoedelijk omdat hij ook andere vorderingen in wilde stellen. De uitspraak leert ons echter dat de civiele rechter bij zijn beoordeling van de registratie aansluiting zal zoeken bij de toetsingscriteria zoals opgenomen in de protocollen uit de verzekeringswereld en zal kijken naar het oordeel van De Raad van Toezicht Verzekeringen in soortgelijke gevallen.

De uitspraak bevestigt voorts nogmaals dat aan een EVR registratie hoge eisen worden gesteld vanwege het ingrijpende karakter ervan voor een verzekerde. De omstandigheden van het geval alsmede de dossieropbouw zijn hierbij van groot belang. De advocaten van de sectie aansprakelijkheid, schade en verzekering van Dirkzwager hebben ervaring met de beoordeling van (registraties van) fraudegevallen en helpen u graag.