1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Werkgever niet aansprakelijk voor schade van werknemer als gevolg van een val van een traptrede

Werkgever niet aansprakelijk voor schade van werknemer als gevolg van een val van een traptrede

Een werkgever hoeft geen specifieke maatregelen te nemen tegen algemeen bekende risico’s. Dat is al jaren vaste rechtspraak van de Hoge Raad. In een recente uitspraak van 27 februari 2020 kwam de rechtbank Oost-Brabant tot eenzelfde conclusie. Dat de werknemer bij het betreden of afgaan van een trap de nodige voorzichtigheid in acht neemt ligt volgens de rechtbank, zowel in als buiten werkgerelateerde situaties, zo voor de hand dat een werkgever daarvoor niet apart hoeft te waarschuwen. Hoe zit het ook alweer met de verplichting van de werkgever tot het waarschuwen en instrueren van haar medewerkers?
Leestijd 
Auteur artikel Evelien Boonzaaijer
Gepubliceerd 26 maart 2020
Laatst gewijzigd 02 maart 2023

Algemeen kader

Op grond van artikel 7:658 BW heeft een werkgever een zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving van zijn werknemer. Het uitgangspunt is dat de werkgever geen absolute waarborg hoeft te bieden tegen het ontstaan van ongevallen. De werkgever moet die maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat precies van de werkgever mag worden verlangd, hangt af van alle omstandigheden van het geval.

Geen waarschuwingsplicht voor alledaagse risico’s

De zorgplicht van de werkgever is dus niet grenzeloos. Zo hoeft een werkgever zijn werknemer niet te waarschuwen voor algemeen bekende risico’s. Het gaat dan om risico’s die als zodanig bij de werknemer bekend mogen worden verondersteld; die alledaags van aard zijn. De verwezenlijking van een alledaags risico wordt in de rechtspraak ook wel aangeduid als een ongelukkige samenloop van omstandigheden. 

Door de Hoge Raad zijn een aantal algemeen bekende risico’s aanvaard, bijvoorbeeld het feit dat een mes scherp is (zie HR 4 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE409, JAR 2002/259), dat een natte vloer glad is (zie HR 22 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5834, JAR 2007/91) en dat een deur door de wind kan dichtvallen (zie HR 8 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7423, JAR 2008/73). Daarbij is van belang dat het gaat om een gevaar dat zich ook in de thuissituatie had kunnen verwezenlijken. 

Ook het feit dat een trap valgevaar in zich bergt is in de rechtspraak aanvaard als algemeen bekend risico (zie rechtbank Deventer 9 december 2004, RAR 2005/23).


Rechtbank Oost-Brabant 27 februari 2020 (ECLI:NL:RBOBR:2020:1114)

In de zaak die werd voorgelegd aan de rechtbank Oost-Brabant ging het eveneens om een werknemer die van een trap was gevallen en zijn werkgever voor de daaruit ontstane schade verantwoordelijk hield. Wat waren de feiten in die kwestie?

Eiser in deze zaak was een aan een composteringsfabriek uitgeleende werknemer. De werknemer verrichtte daar diverse hand- en spandiensten onder leiding en toezicht van de inlenende werkgever.

Deze werknemer is bij het aflopen van een trapje, bestaande uit twee treden, ten val gekomen doordat hij de onderste trede zou hebben gemist. Met de trap werd een hoogteverschil van 23 cm overbrugd. De traptreden hadden een ongelijke hoogte: 10 cm en 13 cm.

Op het moment van de val had de werknemer een portofoon in zijn hand. Door de val heeft de werknemer ernstig letsel opgelopen.

Standpunt werknemer
De werknemer stelt zijn werkgever aansprakelijk voor de door hem geleden schade en stelt dat de werkgever de zorgplicht ex artikel 7:658 BW heeft geschonden. De werknemer verwijt de werkgever onder meer dat hem geen specifieke instructies zijn verstrekt over het gebruik van de treden bij het afdalen van de verhoging. Ook stelt de werknemer dat hij niet effectief is gewaarschuwd voor of geattendeerd op het hoogteverschil, terwijl hij niet bekend was met de situatie bij de nooduitgang.

Standpunt werkgever
De werkgever betwist dat sprake is van een onveilige situatie en betwist in het verlengde daarvan dat sprake is van een zorgplichtschending.

Oordeel rechtbank: het aflopen van een trap is een alledaags risico, geen instructies vereist.           
De rechtbank stelt, conform het hiervoor besproken uitgangspunt bij werkgeversaansprakelijkheid, voorop dat de werkgever verplicht is om de maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De zorgplicht beoogt niet een absolute waarborg te scheppen tegen gevaar. De werknemer zou volgens de rechtbank zijn gevallen omdat hij de onderste trede van de verhoging heeft gemist. Ter zitting zou de werknemer hebben toegelicht dat hij bezig was om de portofoon in zijn borstzak op te bergen.

Volgens de rechtbank is niet komen vast te staan dat de werkgever is tekortgeschoten in zijn zorgplicht.

De rechtbank overweegt dat het belopen van twee treden om daarmee een verhoging van 23 cm te overbruggen op zichzelf een normale bezigheid is waarvoor de werkgever geen instructies hoeft te geven of te waarschuwen. Ook zijn er geen omstandigheden gesteld of gebleken waaruit volgt dat het aflopen van de treden een extra risico met zich bracht.
Daar komt bij dat de werknemer bekend was met de situatie ter plaatse, omdat hij kort voor het ongeval de treden was opgelopen.

De rechtbank overweegt voorts dat het feit dat bij het betreden of afgaan van een trap, die op zichzelf veilig is, de nodige voorzichtigheid in acht moet worden genomen zó voor de hand ligt, óók in niet werkgerelateerde situaties, dat een werkgever daarvoor niet apart hoeft te waarschuwen.

Verder hechtte de rechtbank waarde aan het feit dat er zich nooit eerder (de constructie bij de nooddeur bestond reeds 24 jaar) een ongeval op die constructie heeft voorgedaan en dat de treden voldeden aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Dat de werkgever de treden na het ongeval heeft afgedekt met een traanplaat, maakt dit niet anders.

Conclusie
Kortom, volgens de rechtbank is sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan de werkgever redelijkerwijs verplicht was maatregelen te treffen, in welke vorm dan ook, om dit algemeen bekende gevaar te vooromen.
De werkgever heeft daarmee aan zijn zorgplicht voldaan en de vorderingen van de werknemer zijn afgewezen.