1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Aansprakelijkheid notaris – uitleg beleidsregels KNB

Aansprakelijkheid notaris – uitleg beleidsregels KNB

Op 29 april 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag een arrest gewezen over de aansprakelijkheid van een notaris voor het uitbetalen van een bedrag dat vrijkwam na verhoging van een hypotheek aan de wederpartij van een beslaglegger op onroerend goed.AchtergrondDe achtergrond van de procedure is kort als volgt. Geïntimeerden hebben een vordering verkregen op betrokkene. Betrokkene heeft die vordering erkend. Betrokkene heeft aangegeven dat hij bereid is de hypotheek op zijn woning te verhogen waar...
Leestijd 
Auteur artikel Annelijn Bloo-Kroes
Gepubliceerd 13 juni 2014
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 29 april 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag een arrest gewezen over de aansprakelijkheid van een notaris voor het uitbetalen van een bedrag dat vrijkwam na verhoging van een hypotheek aan de wederpartij van een beslaglegger op onroerend goed.

Achtergrond
De achtergrond van de procedure is kort als volgt. Geïntimeerden hebben een vordering verkregen op betrokkene. Betrokkene heeft die vordering erkend. Betrokkene heeft aangegeven dat hij bereid is de hypotheek op zijn woning te verhogen waardoor hij de vordering van geïntimeerden zou kunnen voldoen. Betrokkene had de notaris al opdracht gegeven om de hypotheekakte te passeren. Geïntimeerden hebben kort voor het passeren van de akte beslag gelegd op de woning van betrokkene ter zekerheidstelling van hun vordering.

Geïntimeerden waren bereid het beslag op te heffen na ontvangst op de derdengeldrekening van hun advocaat van het saldo dat betrokkene over zou houden wegens de oversluiting van de hypotheek. De advocaat van geïntimeerden heeft de deurwaarder vervolgens opdracht gegeven het beslag op de woning van betrokkene op te heffen. Aan de opheffing geen voorwaarden verbonden. Nog diezelfde dag is de hypotheekakte door de notaris gepasseerd. Nadien heeft de notaris het saldo van € 50.125,26 overgemaakt aan betrokkene. Betrokkene heeft de vordering van geïntimeerden daarna niet voldaan.

Betrokkene is bij vonnis van 17 februari 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage bij verstek veroordeeld tot betaling van de vordering van geïntimeerden. Na de executoriale verkoop van de woning van betrokkene hebben geïntimeerden een betaling ontvangen van € 11.633,67. Voor het overige is hun vordering onbetaald gebleven.

Geïntimeerden vorderen nu van de notaris betaling van het saldo dat aan betrokkene is doorbetaald. Volgens geïntimeerden heeft de notaris onrechtmatig jegens hen gehandeld door het bedrag dat vrijkwam bij de verhoging van de hypotheek niet aan hen, maar aan betrokkene te betalen.

De notaris stelt zich op het standpunt dat het standaardpraktijk is dat eerst betaling aan de beslaglegger plaatsvindt en vervolgens pas het beslag wordt doorgehaald. In dit geval heeft de beslaglegger het beslag eerder doorgehaald en daarmee zijn rechten prijsgegeven, zodat de notaris aan betrokkene (de rechthebbende) diende uit te betalen. Daarbij heeft de notaris benadrukt dat de advocaat van geïntimeerden in een telefoongesprek heeft bevestigd dat de opheffing van het beslag onvoorwaardelijk was. Dat wordt door geïntimeerden betwist.

Eerste aanleg
De rechtbank laat de inhoud van het telefoongesprek in het midden. Volgens de rechtbank geldt dat ook als zou komen vast te staan dat de lezing van de notaris van de inhoud van het telefoongesprek juist is, daaruit niet volgt dat de notaris het geld mocht storten op de rekening van betrokkene.

De rechtbank overweegt daarbij dat de notaris wist dat geïntimeerden het beslag hadden gelegd als zekerheid voor de voldoening van hun vordering, dat de opdracht tot de opheffing van het beslag uitsluitend werd gegeven om de weg vrij te maken voor het passeren van de hypotheekakte en dat de notaris derhalve bij geïntimeerden had moeten navragen of het de bedoeling was dat het geld aan betrokkene zou worden betaald. De notaris mocht in de gegeven omstandigheden niet alleen afgaan op de verklaring van haar opdrachtgever, de betrokkene, dat het geld aan hem moest worden overgemaakt.

Hoger beroep
De notaris gaat tegen het vonnis in hoger beroep. Volgens de notaris heeft de rechtbank de notariële beslagpraktijk miskend. Voor de hypotheekverhoging hoefde het beslag echter nog niet te zijn opgeheven voor het passeren van de akte, maar is het voldoende dat (de advocaat van) degene die het beslag heeft gelegd, toezegt dat het beslag na de uitbetaling, en dus na het passeren van de akte, wordt opgeheven. De advocaat van geïntimeerden zou met deze praktijk bekend zijn geweest. Daarnaast mag een notaris op grond van een notariële praktijk in het kader van een onroerendgoedtransactie in beginsel alleen maar uitbetalen aan de rechthebbende, in dit geval de betrokkene. Dit volgt volgens de notaris uit de beleidsregels van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB).

Het hof volgt de notaris niet. Het hangt van de concrete omstandigheden van het geval af of alleen nog aan de rechthebbende mag worden uitbetaald als een beslag kort voor het moment van het passeren van de akte is opgeheven en daarom op dat moment niet meer bestaat. Dit wordt bevestigd in de beleidsregel Beperking uitbetaling van gelden aan derden van de KNB[1]. Daarin is kortweg vermeld dat op de regel dat aan de rechthebbende moet worden uitbetaald een uitzondering kan worden gemaakt bij betalingen die in nauw verband staan met de transactie zelf en waarvan het bestaan ook eenvoudig controleerbaar is. Als uitzondering wordt genoemd: betalingen ingevolge een beslag gelegd op een onroerende zaak. Niet juist is aldus dat uit de beleidsregel volgt dat alleen mag worden uitbetaald aan een beslaglegger zolang deze nog beslaglegger is.

Voorts weegt het hof mee dat de notaris wist dat het de bedoeling was dat het bedrag dat uit de hypotheekverhoging zou vrijkomen aan geïntimeerden zou worden betaald. Uit het feit dat geïntimeerden nog kort voor de datum van de hypotheekverhoging beslag hadden laten leggen op het onroerend goed volgt volgens het hof dat de notaris had moeten begrijpen dat bij geïntimeerden de vrees bestond dat betrokkene zich aan verduistering zou schuldig maken, welke vrees later is bewaarheid.

Het hof oordeelt dat de notaris het saldo aan geïntimeerden had moeten uitbetalen. Het betreft een betaling die nauw samenhing met de transactie in kwestie (het passeren van de akte van hypotheekverhoging) en het bestaan van die betaling was eenvoudig controleerbaar.

Met toezending van de concept nota van afrekening is namens de notaris aan geïntimeerden bevestigd dat zij als notaris het bedrag aan hen zou uitbetalen, op voorwaarde dat zij de bereidheid zouden uitspreken om het beslag na het passeren van de hypotheekakte op te heffen. Hiermee heeft de notaris in haar hoedanigheid van notaris jegens geïntimeerden de (zorgvuldigheids-)verplichting op zich genomen om dienovereenkomstig te handelen. Het argument van de notaris dat aan die voorwaarde niet was voldaan, omdat het beslag voor het passeren van de akte was opgeheven, kan niet worden aanvaard. Er bestond geen enkele reden waarom geïntimeerden de aanspraak op uitbetaling niet langer zouden willen handhaven. Gelet op de voor haar geldende maatstaf van een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris had zij hieromtrent navraag moeten doen bij geïntimeerden. Met het betoog dat het risico van onwetendheid bij de advocaat van geïntimeerden niet op haar kan worden afgewenteld ziet de notaris volgens het hof over het hoofd dat dit geen afbreuk kan doen aan haar eigen verantwoordelijkheid als notaris, maar hooguit aanleiding zou kunnen geven voor een beroep op eigen schuld van geïntimeerden. Een dergelijk beroep is echter niet (voldoende duidelijk) gedaan.

[1] De beleidsregel is vervangen door het Reglement beperking uitbetaling derdengelden.