1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beroep van buschauffeur op overmacht ex 185 WVW slaagt

Beroep van buschauffeur op overmacht ex 185 WVW slaagt

Een voetgangster is vlak voordat zij de bushalte bereikte, zonder om te kijken de busbaan opgerend. De buschauffeur heeft nog geprobeerd uit te wijken en remde stevig, maar kon de voetgangster niet meer ontwijken. De rechtbank oordeelt dat de buschauffeur erin geslaagd is overmacht te bewijzen.
Leestijd 
Auteur artikel Tim Warnsinck (uit dienst)
Gepubliceerd 29 januari 2019
Laatst gewijzigd 31 januari 2019

In de uitspraak van 10 januari 2019 heeft de rechtbank geoordeeld over de vraag of een buschauffeur een beroep op overmacht toekomt.

In april 2017 heeft er in Delft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een voetgangster aangereden werd door een bus van een bekende vervoersmaatschappij. Op de locatie van het ongeval waren aan twee zijden van de weg meerdere rijstroken. In het midden daarvan bevond zich een busbaan, met daar tussenin een stuk ‘niemandsland’ met steentjes, gras en mos.

De voetgangster was op weg naar de bushalte, maar gebruikte daarvoor het stuk niemandsland in plaats van het gebruikelijke zebrapad met verkeerslichten. Zij liep daarbij in dezelfde richting als waar de bus heenreed, maar stak toen zonder te kijken – rennend – de busbaan over. De buschauffeur is vervolgens uitgeweken naar links en heeft hard geremd, maar dit was onvoldoende om de voetgangster nog te kunnen ontwijken.

De rechtbank overwoog dat op deze situatie – een aanrijding tussen een voetgangster en een bus – artikel 185 WVW van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat, wanneer een motorrijtuig dat op de weg rijdt betrokken is bij een verkeersongeval, waardoor schade wordt toegebracht aan een niet door dat motorrijtuig vervoerd persoon, de eigenaar van het motorrijtuig verplicht is om die schade te vergoeden, tenzij aannemelijk is dat het ongeval is te wijten aan overmacht.

Met andere woorden: de vervoersmaatschappij is aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval, tenzij zij aannemelijk maakt dat er sprake is geweest van overmacht aan de zijde van buschauffeur.

De vervoersmaatschappij deed een beroep op overmacht, wat maakte dat de rechtbank de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad van stal haalde. Conform deze jurisprudentie kan een beroep op overmacht zoals bedoeld in artikel 185 WVW alleen slagen als buschauffeur geen enkel verwijt gemaakt kan worden over (kort gezegd) zijn rijgedrag.

Daarbij geldt dat hij ook rekening moest houden met eventuele fouten van andere weggebruikers, waaronder de voetgangster zelf. Het is immers een ervaringsregel dat niet iedere weggebruiker zich altijd aan de regels houdt, en daarmee moet de bestuurder van een motorvoertuig rekening mee houden bij het bepalen van zijn rijgedrag. Verkeersfouten van de voetgangster zijn daarom alleen van belang wanneer die fouten voor de buschauffeur zó onwaarschijnlijk waren, dat hij daarmee geen rekening hoefde te houden (HR 22 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0616 en HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2155).

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vervoersmaatschappij voldoende gesteld om een beroep op overmacht te laten slagen. De rechtbank woog bij dit oordeel de volgende omstandigheden mee:

  • Dat de buschauffeur met een gepaste snelheid van 30 km/u reed;
  • Dat er bij en rondom bushaltes altijd mensen staan en lopen en dat het ondoenlijk is wanneer een bus rondom iedere halte stapvoets moet rijden;
  • Dat de voetgangster al enige tijd in de richting van de bus meeliep en dat de chauffeur er rekening mee mocht houden dat de voetgangster op weg was naar een halte aan ‘zijn’ kant van de weg;
  • Dat de voetgangster in rechte lijn op die halte af liep en er voor de buschauffeur geen aanleiding was om te vermoeden dat ze, zonder om te kijken, de busbaan op zou rennen;
  • Er bestond voor de buschauffeur dan ook geen aanleiding om de snelheid te verminderen.

De handelswijze van de buschauffeur – uitwijken en stevig remmen – was in dit geval passend. Hij was niet gehouden om te toeteren: in dat geval zou hij in het drukke stadsverkeer bij iedere inhaalmanoeuvre waar een fietser of voetganger betrokken is, moeten toeteren.

De buschauffeur had om het ongeval te voorkomen niet anders kunnen handelen dan hij heeft gedaan. De rechtbank komt tot het oordeel dat de buschauffeur geen enkel verwijt gemaakt kan worden ten aanzien van het ontstaan van het ongeval. Het beroep op overmacht slaagt.