1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beroepsaansprakelijkheid accountant: een tuchtrechtelijke veroordeling leidt niet automatisch tot civielrechtelijke onzorgvuldigheid

Beroepsaansprakelijkheid accountant: een tuchtrechtelijke veroordeling leidt niet automatisch tot civielrechtelijke onzorgvuldigheid

Civielrechtelijke aansprakelijkheid vloeit niet per definitie voort uit een tuchtrechtelijke veroordeling. Het tuchtrecht en het civiele recht kennen een verschillend beoordelingskader. Het is aan degene die de beroepsbeoefenaar een verwijt maakt om gemotiveerd te stellen dat en waarom sprake is van civielrechtelijke onzorgvuldigheid. Het enkele gegeven dat een tuchtrechtelijke veroordeling is uitgesproken is daarvoor onvoldoende.
Leestijd 
Auteur artikel Lieke Carrière-Verlinden
Gepubliceerd 21 april 2020
Laatst gewijzigd 23 april 2020

Civielrechtelijke aansprakelijkheid na een veroordelend tuchtrechtelijk oordeel

De Hoge Raad bevestigde in 2017 dat in het geval een tuchtrechter heeft geoordeeld dat in strijd is gehandeld met de voor het desbetreffende beroep geldende normen en regels, dit niet zonder meer leidt tot civielrechtelijke aansprakelijkheid wegens het schenden van een zorgvuldigheidsnorm. Over dit arrest en daaraan voorafgegane rechtspraak schreef ik eerder een blog.

Bij gerechtshof ’s Hertogenbosch lag recent een beroepsaansprakelijkheidskwestie van een accountant voor. De accountant had de opdracht gekregen een ‘controle van specifieke financiële overzichten inzake geldstromen en posities’ binnen een bepaald project uit te voeren. Binnen deze opdracht deed de accountant een mededeling, waarop in een faillissementsverzoek een beroep is gedaan. Het faillissementsverzoek is door de rechtbank afgewezen.

Tegen de accountant wordt vervolgens een klacht ingediend bij de Accountantskamer. De klacht wordt gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing wordt opgelegd. De accountant zou (in het kader van de gedane mededeling) in strijd hebben gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid evenals met het fundamentele beginsel van objectiviteit (e.e.a. als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de Verordening Gedragscode en in artikel A-100.4 onder b. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-120 van de Verordening Gedragscode).

Kort na de uitspraak van de Accountantskamer wordt de accountant (en het accountantskantoor) civielrechtelijk aangesproken.

De rechtbank wijst de vorderingen af en overweegt dat de stelling dat een zorgvuldigheidsnorm is geschonden een verdergaande onderbouwing vergt dan de enkele verwijzing naar de uitspraak van de tuchtrechter. Tegen het oordeel van de rechtbank komen appellanten in hoger beroep.

Het gerechtshof laat het vonnis van de rechtbank in stand en oordeelt dat civielrechtelijke aansprakelijkheid niet automatisch of per definitie voortvloeit uit een tuchtrechtelijke veroordeling:

“Het hof stelt voorop dat de desbetreffende beslissingen van de rechtbank terecht zijn gebaseerd op het in verscheidene (ten dele in het vonnis genoemde) arresten van de Hoge Raad geformuleerde en bevestigde uitgangspunt dat het oordeel van de tuchtrechter dat de voor de beroepsgroep geldende normen zijn overschreden niet zonder meer betekent dat de beroepsbeoefenaar civielrechtelijk aansprakelijk is op grond van schending van de zorgvuldigheidsnorm.
De grieven 2 en 3 falen voor zover zij zijn gebaseerd op de opvatting dat de civielrechtelijke aansprakelijkheid van [geintimeerden c.s.] ‘automatisch’ of ‘per definitie’ voortvloeit uit de tuchtrechtelijke veroordeling van [geïntimeerde] (mvg 66, 54).”

Door appellanten is onvoldoende onderbouwd waarom de accountant (en het kantoor), uitgaande van het tuchtrechtelijke verwijt dat de accountant kan worden gemaakt, jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld.

Het tuchtrechtelijke verwijt kwam volgens het gerechtshof neer op het niet toepassen van wederhoor en daardoor kon volgens de Accountantskamer niet worden uitgesloten dat de bewuste mededeling een deugdelijke grondslag ontbeert. Aan de door de Accountantskamer opgelegde waarschuwing lag dus niet het verwijt ten grondslag dat een inhoudelijk onjuiste mededeling is gedaan.

Uit het arrest van het gerechtshof volgt dat de rechtbank in verband met de civielrechtelijke aansprakelijkheid heeft onderzocht of de mededeling daadwerkelijk onjuist is geweest. Tegen deze benadering is door appellanten geen grief aangevoerd. Dat is volgens het gerechtshof ook terecht omdat, afgezien van buitengewone omstandigheden waaromtrent niets is gesteld of gebleken, niet valt in te zien waarom de accountant jegens appellant aansprakelijk zou zijn voor een als zodanig juiste mededeling. Het had op de weg van appellanten gelegen om in hoger beroep alsnog deugdelijk te onderbouwen waarom de mededeling onjuist zou zijn geweest. Daarin zijn appellanten niet geslaagd.


Conclusie

Ingeval een tuchtrechter oordeelt dat in strijd is gehandeld met de voor het desbetreffende beroep geldende normen en regels, leidt dit niet zonder meer tot civielrechtelijke aansprakelijkheid wegens het schenden van een zorgvuldigheidsnorm. Het is aan degene die de beroepsbeoefenaar een verwijt maakt om gemotiveerd te stellen dat en waarom sprake is van civielrechtelijke onzorgvuldigheid. Het enkele gegeven dat een tuchtrechtelijke veroordeling is uitgesproken is daarvoor onvoldoende: civielrechtelijke aansprakelijkheid vloeit niet per definitie voort uit een tuchtrechtelijke veroordeling.