1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Beroepsaansprakelijkheid van dierenartsen: wat mag van een dierenarts worden verwacht?

Beroepsaansprakelijkheid van dierenartsen: wat mag van een dierenarts worden verwacht?

De rechtbank Overijssel heeft in maart 2020 een oordeel gegeven over het handelen van een dierenarts bij de veterinaire begeleiding van een varkensfok- en opfokbedrijf. De rechtbank gaat in op het beoordelingskader voor het handelen van dierenartsen: wat mag van een dierenarts worden verwacht?
Leestijd 
Auteur artikel Lieke Carrière-Verlinden
Gepubliceerd 30 maart 2020
Laatst gewijzigd 01 april 2020

Casus: discussie over het handelen van de dierenarts


In de periode augustus 2010 tot en met juni 2012 is sprake geweest van massale biggensterfte binnen een varkensfok- en opfokbedrijf.

De eiser is van mening dat het bij de aanhoudende ziekteverschijnselen en hoge biggensterfte op de weg van een dierenarts ligt om volhardend te zoeken naar de oorzaak van de problemen. Een dierenarts zou volgens de eiser alles in het werk moeten stellen om de oorzaak van aanhoudende ziekte en sterfte te achterhalen. Volgens eiser heeft de dierenarts dat in dit geval niet gedaan, nu geen onderzoek naar de ziekte van Glässer is ingesteld en de dierenarts de biggen niet tegen deze ziekte heeft laten inenten. Dit terwijl volgens hem de ziekteverschijnselen op het bedrijf alleen maar toenamen en pasten binnen het ziektebeeld van de ziekte van Glässer.

De eiser stelt aanzienlijke schade te hebben geleden bestaande uit het verlies van biggen en uit schadeclaims naar aanleiding van de problemen die zich bij opvolgende bedrijven voordeden.

De dierenarts stelt dat zij heeft gedaan wat van een redelijk en bekwaam handelend dierenarts kon worden verwacht. Er waren meerdere ziekteverwekkers en/of weerstand verminderende bedrijfsomstandigheden op het bedrijf aanwezig. De dierenarts heeft bloedtests afgenomen en daaruit bleek dat PRRS en streptococcen op het bedrijf aanwezig waren. De ziekteverschijnselen konden volgens de dierenarts daardoor worden verklaard. Bovendien is in een later stadium op de ziekte van Glässer getest en de uitslag was negatief.

Volgens de dierenarts is de door haar voorgestelde aanpak ook niet (volledig) doorgevoerd. Zo was bijvoorbeeld ook geadviseerd de bedrijfsvoering te verbeteren door overbezetting te voorkomen en problemen met de temperatuur en klimaatregulatie op te lossen. De dierenarts zou hierdoor gedwongen zijn tot het voeren van een reactief beleid. Zij kon niet veel anders dan de ziekteverschijnselen bestrijden met antibiotica en de adviezen om meer structurele maatregelen te nemen met een zekere regelmaat te herhalen.

Het beoordelingskader


Tussen (het samenwerkingsverband van) een beroepsbeoefenaar en een cliënt is nagenoeg altijd sprake van een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 lid 1 BW). Dat is in het geval van (de praktijk van) een dierenarts en zijn cliënten niet anders. Uit hoofde van die overeenkomst van opdracht (mogelijk tezamen met algemene voorwaarden) verricht de beroepsbeoefenaar zijn werkzaamheden. In dit geval bestonden die werkzaamheden uit het diergeneeskundig begeleiden van het varkensfok- en opfokbedrijf.

De opdrachtnemer (veelal de dierenartsenpraktijk, maar feitelijk de uitvoerend dierenarts) moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen (artikel 7:401 BW). Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een beroepsfout, moet worden beoordeeld of een dierenarts de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

Let wel, het gaat in dit geval om een civiele procedure: een procedure gestart bij de rechtbank met als doel het verkrijgen van schadevergoeding. Dit is een andere procedure dan een tuchtrechtelijke procedure die kan worden gevoerd bij het Veterinair Tuchtcollege. Dit tuchtcollege is geen rechtsprekend instituut, maar behandelt klachten over de dierengeneeskundige behandeling van dieren.

Wat mag van een dierenarts worden verwacht?


De rechtbank Overijssel overweegt dat – met in achtneming van voornoemde zorgvuldigheidsnorm – niet is vereist dat een dierenarts alles in het werk stelt om de oorzaak van aanhoudende ziekte en sterfte te achterhalen:

[…] Beoordeeld moet worden of de diagnostiek en geadviseerde behandelmethode van een dierenarts in de gegeven omstandigheden voldoet aan de eisen die aan een redelijk handelend en bekwaam dierenarts in die omstandigheden mogen worden gesteld. […]

In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de dierenarts aan de op haar rustende zorgvuldigheidsverplichting heeft voldaan. De dierenarts heeft de zorgvuldigheid van een redelijk handelend en bekwaam dierenarts betracht, omdat (i) PRRS was geconstateerd als ziekte- en sterfteveroorzaker en (ii) de eigenaar van het bedrijf de daarop gerichte adviezen niet volledig opvolgde.

Van een dierenarts hoeft in die omstandigheden niet te worden verwacht dat hij (nader) onderzoek zou doen naar andere oorzaken, waaronder de ziekte van Glässer, temeer nu deze ziekte blijkens stukken van een deskundige die in het geding zijn gebracht kennelijk niet als een waarschijnlijke (belangrijke) veroorzaker van de ziekteverschijnselen behoefde te worden aangemerkt.

Interessant is dat de rechtbank nog een overweging wijdt aan de inschakeling van een nieuwe dierenarts en diens handelen. De nieuwe dierenarts stelde de diagnose Glässer namelijk wel en de hierop volgende vaccinatie bleek effectief. De rechtbank overweegt:

[…] Dat een nieuwe dierenarts een andere diagnose stelt en een andere behandeling zou adviseren, betekent namelijk nog niet dat de diagnose en geadviseerde behandeling van de voormalige dierenarts […] in de gegeven omstandigheden onzorgvuldig was. […]

Ook de stelling dat in het handboek Varkenshouderij Glässer als een van de meest voorkomende ziekten in de varkenshouderij zou worden aangemerkt, leidt niet tot een andere uitkomst.

Indien al zou worden aangenomen dat de ziekte van Glässer een veelvoorkomende ziekte is, betekent dit nog niet dat in dit geval de diagnostiek van de dierenarts daarop gericht had moeten zijn. Gelet op de omstandigheden: er was PRRS geconstateerd, de daarop gerichte adviezen werden niet volledig opgevolgd en de test voor Glässer was negatief, hoefde van de dierenarts als redelijk handelend en bekwaam dierenarts niet te worden verwacht dat zij (nader) onderzoek zou doen naar de ziekte van Glässer.

Conclusie


Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een beroepsfout, moet worden beoordeeld of een dierenarts de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

Niet is vereist dat een dierenarts alles in het werk stelt om de oorzaak van aanhoudende ziekte en sterfte te achterhalen.

Beoordeeld moet worden of de diagnostiek en geadviseerde behandelmethode van een dierenarts in de gegeven omstandigheden voldoet aan de eisen die aan een redelijk handelend en bekwaam dierenarts in die omstandigheden mogen worden gesteld.