1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Bijzondere positie kredietverzekeraar relevant bij verzwijgingsdiscussies

Bijzondere positie kredietverzekeraar relevant bij verzwijgingsdiscussies

Voorafgaand aan het afsluiten een verzekering zal de verzekeraar – al dan niet door middel van een vragenlijst – informatie willen achterhalen over omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het beoordelen van het risico. Daar de kredietverzekering dekking biedt voor het risico van het niet betalen van een debiteur, zal de kredietverzekeraar met name geïnteresseerd zijn in informatie over de kredietwaardigheid van een debiteur. Wat de kredietverzekeraar echter onderscheidt van meerdere ve...
Leestijd 
Auteur artikel Robin Schrijver (uit dienst)
Gepubliceerd 13 mei 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Voorafgaand aan het afsluiten een verzekering zal de verzekeraar – al dan niet door middel van een vragenlijst – informatie willen achterhalen over omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het beoordelen van het risico. Daar de kredietverzekering dekking biedt voor het risico van het niet betalen van een debiteur, zal de kredietverzekeraar met name geïnteresseerd zijn in informatie over de kredietwaardigheid van een debiteur. Wat de kredietverzekeraar echter onderscheidt van meerdere verzekeraars, is dat zij zelf ook de beschikking heeft over een groot informatiebestand en (incasso)netwerk, waardoor zij zelf ook de mogelijkheid heeft om aan specifieke informatie te komen en onderzoek te verrichten. Deze eigenschap kan tevens worden meegewogen bij (uitleg)discussies in het kader van de mededelingsplicht bij een beroep op verzwijging.

Casus

In de onderhavige casus is de vraag aan de orde of het niet verstrekken van mogelijk voor de verzekeraar relevante informatie over de financiële situatie van een debiteur een beroep op verzwijging rechtvaardigt.

Tabaksonderneming BAT B.V. heeft contact gezocht met een kredietverzekeraar voor de aanvraag van een verzekering die dekking biedt tegen het risico op het verlies dat BAT mogelijk lijdt indien zij geheel of gedeeltelijk geen betaling ontvangt van een van haar debiteuren.

De kredietverzekeraar gaf vervolgens aan onderzoek te doen naar de kredietwaardigheid, waarbij zij een overzicht wilde hebben van alle overige debiteuren met per debiteur KVK-nummer, omzet en de door BAT gehanteerde kredietlimiet.

De kredietverzekeraar wist dat de specifieke debiteur twee slechte jaren achter de rug had maar deed toch een aanbod voor gedeeltelijke dekking.

BAT maakt daarna melding van een lopende procedure tegen deze debiteur en de voortgang daarvan, waarna de kredietverzekeraar een formulier opstuurt met enkele nadere vragen over het betalingsgedrag van de debiteur. Een van de vragen is of er verwachtingen zijn dat in de toekomst veranderingen in het betaalgedrag van de debiteur te verwachten zijn. Hierop is door BAT ‘Nee’ geantwoord.

Onderaan het vragenformulier staat opgenomen dat de ongetekende verklaart dat zij de verzekeraar in kennis stelt van alle ongunstige feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de kredietwaardigheid van de in de verzekering op te nemen debiteuren. De aanvraag wordt vervolgens geaccepteerd.

Na het faillissement van de voornoemde debiteur maakt BAT melding bij de kredietverzekeraar van het open staan van een aanzienlijke vordering. Laatstgenoemde komt daarna op de hoogte van het bestaan van een rapport van Deloitte welke voor het afsluiten van de verzekering is gebruikt in de gemelde procedure. Deloitte heeft in het rapport gerapporteerd over de financiële situatie bij de debiteur destijds. De debiteur zou volgens Deloitte tekort zijn geschoten in het nakomen van haar bankconvenanten waardoor de ING bank daardoor een opeisbare vordering had en de verstrekte leningen/zekerheden per direct kon opzeggen. Er bestond volgens Deloitte dan ook een verhoogd financieel risico.

Na het op de hoogte komen van deze informatie weigert de kredietverzekeraar uitkering vanwege verzwijging in de zin van artikel 7:928 BW.

Procedure

BAT start vervolgens een procedure tegen de kredietverzekeraar. In eerste aanleg wordt geoordeeld dat het rapport zodanige informatie bevat, dat het aan de verzekeraar had moeten worden verstrekt. BAT gaat vervolgens in beroep bij het hof Amsterdam.

In tegenstelling tot de rechtbank, vindt het hof dat hoewel het rapport van Deloitte relevant is voor de beoordeling van het kredietrisico, niet zondermeer duidelijk is dat het iets toevoegt aan hetgeen al bij de kredietverzekeraar en de tabaksonderneming bekend was.

Vervolgens buigt het hof zich over de vraag of BAT de bovengenoemde informatie had moeten verstrekken. Het hof hecht met name veel waarde aan de vraag of de kredietverzekeraar zich voldoende heeft ingespannen om duidelijk te maken dat dergelijke informatie van belang kon zijn:

Het hof heeft […] overwogen dat hoe [BAT] met de informatie van Deloitte had om te gaan in haar verhouding tot [de kredietverzekeraar] in hoge mate afhankelijk is van het gedrag van [de kredietverzekeraar] en dat [de kredietverzekeraar] binnen redelijke grenzen ervoor behoort te zorgen dat wordt voorkomen dat zij onbekend blijft met voor haar van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Volgens het hof rust er dus een actieve verplichting op de kredietverzekeraar om voor hem relevante informatie te achterhalen. Hoewel niet expliciet genoemd, vindt de beoordeling van het hof dan ook met name plaats in het licht van artikel 7:928 lid 6 BW doordat gebruik is gemaakt van een vragenlijst. In dit artikel is kortweg bepaald dat indien de verzekeringsovereenkomst is gesloten op basis van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst, de verzekeraar hiermee concreet aangeeft welke informatie voor hem van belang is. Aan de andere kant geeft de verzekeraar daarmee tevens aan dat andere informatie waarnaar niet is gevraagd niet interessant is.

Zoals aangegeven is BAT gevraagd naar het verwachte toekomstige betalingsgedrag van de debiteur. De vraag of BAT hieronder ook moest verstaan dat gevraagd werd naar de financiële situatie van de debiteur, moet volgens het hof worden bepaald op basis hetgeen vooraf is voorgevallen tussen partijen. Relevant is volgens het hof de vraag naar algemene debiteurgegevens, het op de hoogte zijn van twee slechtere jaren van de debiteur, alsmede de positie die de kredietverzekeraar heeft.

Als vaststaand wordt aangenomen dat de kredietverzekeraar eigen onderzoek zou doen. Volgens het hof sluit dit aan bij de positie van de kredietverzekeraar van wie mag worden aangenomen dat zij over eigen informatiebronnen en onderzoeksmogelijkheden beschikt, waardoor BAT er van uit mocht gaan dat de kredietverzekeraar bij de boordeling in hoge mate op haar eigen vergaarde informatie zou afgaan. De vraag naar het betalingsgedrag zou in het licht van artikel 7:928 lid 6, dan ook met name zien op concrete gegevens tot de relatie tussen BAT en haar debiteur en niet op de algemene financiële positie van de debiteur uit het verleden.

Het hof oordeelt dan ook dat geen sprake is van verzwijging van de zijde van BAT en dat de kredietverzekeraar alsnog gehouden is om uit te keren in lijn met haar polisvoorwaarden. Het arrest is door de Hoge Raad bekrachtigd.