Feiten & omstandigheden
Een Apache gevechtshelikopter van de luchtmacht raakt op 12 december 2007 kabels van een hoogspanningsmast in de Betuwe. Ongeveer 50.000 huishoudens zitten twee dagen zonder stroom.
Diverse gemeenten maken kosten ter bestrijding van de gevolgen van die stroomstoring en spreken daarvoor zowel de vliegers als de Staat aan. Twee vliegers waren al strafrechtelijk veroordeeld, waarmee via de band van art. 161 Rv. de onrechtmatigheid van hun gedraging vast stond.
Als werkgever is de Staat voor die onrechtmatige daad bij de uitvoering van werkzaamheden aansprakelijk. Op 24 juni 2016 deed de Hoge Raad uitspraak over die schadeclaim (ECLI:NL:HR:2016:1278). Daarin zijn twee zaken van belang.
Is sprake van doorkruising van het publiekrecht?
Als eerste komt in cassatie aan de orde de vraag naar de doorkruising van publiekrecht door privaatrecht aan de orde. De Wet Rampen en Zware Ongevallen en het Besluit Rijksbijdragen Bijstands- en bestrijdingskosten kennen een systeem voor aanspraken op vergoeding ten laste van het Rijk in bepaalde door die regelingen bestreken gevallen. Aan drie gemeenten is iedere uitkering geweigerd, aan een vierde gemeente is een marginale vergoeding (een kleine 3 mille) toegekend.
De gemeenten spreken de Staat (en de beide vliegers) aan tot vergoeding van hun gehele schade.
Het hof wijst de vorderingen geheel toe, de Staat gaat in cassatie met op dit punt in essentie als stelling dat daarmee het publiekrecht wordt doorkruist.
De Staat leunt daarbij wat betreft de brandweerkosten zwaar op het arrest uit 1992 (NJ 1994/639) inzake bluskosten Vlissingen. De Hoge Raad overweegt dat de genoemde regelingen niet beogen verhaal door de gemeenten uit te sluiten, noch om dat uitputtend te regelen.
Tweede relevante oordeel betreft de wijze van schadebegroting
De gemeenten vorderden onder meer de loonkosten van de betrokken ambtenaren.
De Staat bestreed die aanspraak onder meer door te betogen dat niet bleek van additionele loonkosten, en dus dat geen schade was geleden. De Staat stelde daarbij dat de schade concreet berekend diende te worden, dus zonder extra uitgaven geen schade.
De Hoge Raad laat ook hier het oordeel van het hof overeind, waarbij de Hoge Raad overweegt dat de ambtenaren de tijd gemoeid met dit extra werk niet aan andere taken hebben kunnen besteden, en dus dat in die zin sprake is van concreet geleden schade. Of zoals de Hoge Raad het uitdrukt: het gaat er niet om of extra loonkosten zijn gemaakt, maar dat de gemeenten de reguliere tegenprestatie van de ambtenaren voor het gewone loon mislopen doordat de ambtenaren nu hun tijd aan de nasleep van de stroomstoring hebben moeten besteden. Qua omvang mag dat worden bepaald aan de hand van het aantal uren maal het voor de betreffende ambtenaren geldende loon.
Dit oordeel is in meerdere opzichten interessant.
Het arrest doet op dit punt terugdenken aan het arrest AMEV/Staat waarin de Staat (Rijkswaterstaat) de kosten vorderde van haar permanent stand-by staande dienst om door verkeersongevallen beschadigd wegmeubilair (zoals vangrails) terstond te kunnen herstellen. De directe herstelkosten waren geen punt van discussie, de stand-by uren - de wachturen waarin die stand-by ploeg niets te doen had – werden via een bepaalde verdeelsleutel meegenomen in het kostenverhaal op de WAM-verzekeraar van de auto die de weguitrusting had beschadigd. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat ook die kosten via een omslag mogen worden gevorderd omdat zonder verkeersongevallen die dienst niet stand-by hoefde te zijn en de frequentie van beschadigingen in relatie met de mogelijke risico’s van beschadigd wegmeubilair rechtvaardigt dat daar zeer snel maatregelen worden genomen.
In de nu gewezen zaak gaat het evenwel niet om de kosten van uren waarin personeel stand-by staat, maar om uren waar niet de gebruikelijke tegenprestatie van de ambtenaren ten behoeve van de gemeente tegenover staat. Met deze redenering zouden de gemeenten hun vordering niet hebben hoeven te beperken tot de loonkosten. Waarom kosten van bijvoorbeeld de dienstauto of telefoonkosten dan buiten de aanspraak zouden vallen is niet direct in te zien.
Interessant is verder dat de gemiste tegenprestatie als vorm van concrete schadeberekening wordt aangemerkt. Dat gaat er immers vanuit dat er voor alle uren die nu door ambtenaren aan de afhandeling van de stroomstoring zijn besteed ook eigenlijke werkzaamheden beschikbaar waren.
Dat dat het geval was, is echter niet vastgesteld. Wanneer de betrokken ambtenaren reeds zonder die stroomstoring tot aan de maximale grens van het dienstverband was bezet/belast, dan zouden er ofwel extra mensen moeten zijn ingezet of overuren zijn gemaakt. Als er zaken niet zijn gedaan die wel zouden moeten, dan kan de gemeente kennelijk ook zonder die prestatie. De gedachte dat er bij en vanwege de calamiteit harder en/of efficiënter dan anders is gewerkt is echter niet louter theoretisch. Dat laat op zichzelf onverlet de mogelijkheid voor de keuze dat een veroorzaker van schade daar niet het profijt van geniet, maar om dit als een vorm van concrete schadeberekening aan te merken is daar niet voor nodig, en zo lang die gemiste reguliere tegenprestatie niet concreet is geduid, valt er zeker wat voor te zeggen dat als een meer abstracte vorm van schadeberekening te zien.
Gelegd naast het al genoemde arrest AMEV/Staat hebben we dus nu de situatie dat wanneer voor een bepaalde taak en aparte afdeling wordt aangehouden, die kosten op basis van dat arrest verhaald kunnen worden. Denk aan de kosten van een aparte fraudebestrijdingsafdeling van een verzekeraar. Is er geen aparte afdeling voor bepaalde werkzaamheden maar worden er mensen voor vrij gemaakt, dan kunnen die kosten dus op basis van dit arrest worden verhaald.
Brokkenpiloten en donkere dagen voor Kerst, oftewel de nasleep van het Apache-ongeval in de Betuwe
Feiten & omstandighedenEen Apache gevechtshelikopter van de luchtmacht raakt op 12 december 2007 kabels van een hoogspanningsmast in de Betuwe. Ongeveer 50.000 huishoudens zitten twee dagen zonder stroom.Diverse gemeenten maken kosten ter bestrijding van de gevolgen van die stroomstoring en spreken daarvoor zowel de vliegers als de Staat aan. Twee vliegers waren al strafrechtelijk veroordeeld, waarmee via de band van art. 161 Rv. de onrechtmatigheid van hun gedraging vast stond.Als werkge...
Leestijd
Auteur artikel
Joost Bindels
Gepubliceerd
28 juni 2016
Laatst gewijzigd
16 april 2018