1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De aansprakelijkheid van een werkgever voor nalaten van het afsluiten van een behoorlijke verzekering is gedekt onder AVB-polis

De aansprakelijkheid van een werkgever voor nalaten van het afsluiten van een behoorlijke verzekering is gedekt onder AVB-polis

Op 30 maart 2012 heeft de Hoge Raad (LJN BV1295) een arrest gewezen waarbij hij is ingegaan op de vraag of er dekking bestaat onder een AVB-polis wanneer een werkgever geen behoorlijke verzekering heeft afgesloten voor een werknemer die een verkeersongeval heeft gehad. Over de verzekeringsplicht van een werkgever voor verkeersongevallen van een werknemer is al eerder op deze pagina een artikel verschenen.Op 12 januari 1999 heeft een werknemer, een eenzijdig auto-ongeluk gehad waarbij hij een...
Leestijd 
Auteur artikel Sanne Rutten (uit dienst)
Gepubliceerd 21 juni 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 30 maart 2012 heeft de Hoge Raad (LJN BV1295) een arrest gewezen waarbij hij is ingegaan op de vraag of er dekking bestaat onder een AVB-polis wanneer een werkgever geen behoorlijke verzekering heeft afgesloten voor een werknemer die een verkeersongeval heeft gehad. Over de verzekeringsplicht van een werkgever voor verkeersongevallen van een werknemer is al eerder op deze pagina een artikel verschenen.Op 12 januari 1999 heeft een werknemer, een eenzijdig auto-ongeluk gehad waarbij hij een dwarslaesie heeft opgelopen. De werknemer heeft geen schadeverzekeringinzittende verzekering en hij heeft ook geen andere verkeersdeelnemers aansprakelijk kunnen stellen voor de gevolgen van het ongeval. Ten tijde van het ongeval was de werkgever verzekerd op grond van een AVB-polis. Deze verzekering geeft dekking tegen aansprakelijkheid voor schade aan personen en zaken.

In rubriek B van de verzekeringspolis “bijzonder polisvoorwaarden werkgeversaansprakelijkheid” wordt nog het volgende bepaald:

 “Artikel 19 omschrijving van de dekking

De verzekering dekt binnen deze rubriek met inachtneming van de algemene polisvoorwaarden de aansprakelijkheid van een verzekerde als werkgever tegenover zijn ondergeschikten voor schade verbandhoudende met het verrichten van de activiteiten voor verzekerden (…).”

In een eerder – tussen de werkgever en de werknemer – gewezen arrest van het gerechtshof Den Haag op 26 januari 2007 (LJN AZ8884), kwam het gerechtshof tot het oordeel dat de werkgever aansprakelijk was ex artikel 7:611 BW. De werkgever had namelijk nagelaten een behoorlijke verzekering af te sluiten voor ongevallen in het verkeer en de werkgever had ook niet gewaarschuwd dat voor dergelijke ongevallen geen voorziening was getroffen.

Gelet op het voorgaande is de verzekeraar van oordeel dat er geen dekking bestaat onder de AVB-polis.

In deze procedure heeft de werkgever een verklaring voor recht gevorderd dat de verzekeraar is gehouden haar verplichtingen uit de AVB-polis na te komen. De rechtbank heeft in eerste instantie deze vordering afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe dat het hof in de hiervoor besproken zaak de werkgever niet heeft veroordeeld rechtstreekse ongevalschade te vergoeden. De wel uitgesproken veroordeling betreft geen “schade aan een persoon” en kan daarmee ook niet op één lijn worden gesteld. De rechtbank overweegt voorts dat bij aansprakelijkheid van een werkgever op grond van artikel 7:658 BW het gaat om vergoeding van letselschade, en dat bij aansprakelijkheid op de voet van artikel 7:611 BW het louter gaat om het missen van een verzekeringsuitkering. Hiervoor biedt de polis geen dekking. Het hof heeft dit vonnis bekrachtigd.

Tegen dit arrest is door de werkgever cassatie ingesteld. De Hoge Raad komt uiteindelijk tot het oordeel dat een aansprakelijkheid op grond van artikel 7:611 BW inhoudende dat de werkgever heeft nagelaten een behoorlijke verzekering af te sluiten, gedekt is onder de AVB-polis waar het in deze zaak om gaat. De Hoge Raad overweegt daartoe het volgende:

“4.4 Een redelijke uitleg van een AVB-polis die mede de aansprakelijkheid van een verzekerde als werkgever tegenover zijn ondergeschikten dekt voor letselschade van werknemers die in dienst van de verzekerde deelnemen aan het wegverkeer, brengt in beginsel mee dat deze tevens dekking verleent tegen een op art. 7:611 gebaseerde aansprakelijkheid van de verzekerde als werkgever op de grond dat hij heeft verzuimd tegen dat risico een behoorlijke verzekering te sluiten voor die werknemers. De functie die een AVB-polis in het maatschappelijk verkeer vervult en de daarop gebaseerde verwachtingen van verzekerden, rechtvaardigt immers een ruime dekkingsomvang, ook als de gedekte schade elders in de polisvoorwaarden is omschreven als "schade aan personen en schade aan zaken". Dit is mede het geval omdat een zodanige verzekering ertoe strekt de werkgever dekking te verlenen voor de gevolgen van zijn aansprakelijkheid ter zake van de schade die zijn werknemers lijden als gevolg van ongevallen. Weliswaar gaat het in geval van een aansprakelijkheid op de voet van art. 7:611 om vermogensschade die strikt genomen geen letselschade is, maar de rechtsgrond voor deze aansprakelijkheid, de bescherming van de werknemer tegen de gevaren van het wegverkeer in de uitoefening van zijn dienstbetrekking deelneemt, is dezelfde welke ten grondslag ligt aan de - onder omstandigheden - op art. 7:658 te baseren aansprakelijkheid van de werkgever tegenover zijn werknemer voor dezelfde gevaren. Voorts betreft de aansprakelijkheid van de werkgever ongevalsschade die de werknemer vergoed zou hebben gekregen indien de werkgever wel zou hebben voldaan aan zijn hier bedoelde verzekeringsplicht. Bovendien wordt de schade die de verzekerde/werkgever lijdt doordat hij op de voet van art. 7:611 in voormelde zin aansprakelijk is tegenover zijn werknemer, indirect veroorzaakt door het letsel van de werknemer.”

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat ondanks dat sprake is van vermogensschade, dekking bestaat onder de AVB-verzekering. Gelet op de functie van een AVB-verzekering in het maatschappelijk verkeer en de daarop gebaseerde verwachtingen van verzekerden is volgens de Hoge Raad een ruime dekkingsomvang gerechtvaardigd. Volgens de Hoge Raad doet daar niet aan af dat de schade elders in de polisvoorwaarden is omschreven als ‘schade aan personen en schade aan zaken’. De Hoge Raad vult de dekkingsomvang als het ware zelf aan omdat naar zijn oordeel de maatschappelijke functie van een AVB-verzekering dat rechtvaardigt.

In de rechtsliteratuur zijn al verscheidene auteurs die zich hebben uitgelaten over dit arrest. Zie in dit verband onder meer J.H. Wansink, ‘De Hoge Raad en de verzekering van de (indirecte) werkgeversaansprakelijkheid ex art. 7:611 BW’, AV&S 2012/8 en P.M. Leernink, ‘Ruime uitleg van de dekking onder een AVB-polis. Enkele opmerkingen naar aanleiding van het arrest van de Hoge raad van 30 maart 2012 (De Onderling/Mationale Nederlanden)’, NTvH 2012, 3.