1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De afspraak vorderingen niet te verpanden of over te dragen

De afspraak vorderingen niet te verpanden of over te dragen

Het is prettig om van tevoren te weten wie uw schuldeiser is: u kent deze partij en weet dat er goede afspraken mee te maken zijn, bijvoorbeeld in het geval de zaken iets anders lopen dan verwacht en u verlenging wenst van betaaltermijnen. Zonder het maken van nadere afspraken, is het mogelijk dat uw oorspronkelijke schuldeiser zijn vordering op u aan een andere partij overdraagt of verpandt. Het gevolg daarvan is dat u met een andere schuldeiser kunt worden geconfronteerd. Een die wellicht w...
Leestijd 
Auteur artikel Alexandra Slaski (uit dienst)
Gepubliceerd 07 november 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Het is prettig om van tevoren te weten wie uw schuldeiser is: u kent deze partij en weet dat er goede afspraken mee te maken zijn, bijvoorbeeld in het geval de zaken iets anders lopen dan verwacht en u verlenging wenst van betaaltermijnen. Zonder het maken van nadere afspraken, is het mogelijk dat uw oorspronkelijke schuldeiser zijn vordering op u aan een andere partij overdraagt of verpandt. Het gevolg daarvan is dat u met een andere schuldeiser kunt worden geconfronteerd. Een die wellicht wat minder soepel is. Om een dergelijk gevolg te voorkomen, kan worden afgesproken dat de vordering die de schuldeiser op u heeft, niet kan worden overgedragen of verpand aan een derde.

Om overdracht of verpanding daadwerkelijk te voorkomen, is het van belang dat de afspraak zogenaamde goederenrechtelijke werking heeft. Alleen een dergelijke afspraak zorgt ervoor dat de vordering niet overgedragen of verpand kan worden. Is er geen sprake van goederenrechtelijke werking, dan heeft de afspraak alleen verbintenisrechtelijke gevolgen. De vordering kan dan – ondanks de afspraak – wel worden overgedragen of verpand. De schuldeiser pleegt daarmee wel wanprestatie en moet eventuele schade vergoeden, maar u wordt geconfronteerd met een andere schuldeiser dan de oorspronkelijke, terwijl u dat niet wilde. Het is daarom van belang hoe een beding waarin zo`n afspraak wordt gemaakt, moet worden uitgelegd: goederenrechtelijk of verbintenisrechtelijk.

In het arrest Coface/Intergamma heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag wanneer een contractueel beding kan worden opgevat als een beding met goederenrechtelijke werking. Bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid (of verpandbaarheid) van een vorderingsrecht uitsluiten, heeft als uitgangspunt te gelden dat zij uitsluitend verbintentenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de formulering van het beding blijkt dat goederenrechtelijke werking (zoals in artikel 3:83 lid 2 BW) is bedoeld.

In een recent vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, stond het volgende beding uit de algemene voorwaarden van Heijmans centraal:

“Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever is het de opdrachtnemer niet toegestaan vorderingen die de opdrachtnemer ingevolge een overeenkomst met de opdrachtgever heeft of zal verkrijgen […] aan derden te cederen, te verpanden of anderszins te bezwaren of over te dragen.”

Heijmans stelde zich op het standpunt dat het beding goederenrechtelijke werking heeft en beriep zich daarbij onder meer op het ontbreken van een sanctie in geval van schending van het beding. Zou verbintenisrechtelijke werking de bedoeling zijn geweest, dan zou het voor de hand hebben gelegen dat de algemene voorwaarden ook bijvoorbeeld een boeteclausule zouden hebben gekend, aldus Heijmans. De conclusie moest volgens Heijmans dan ook zijn dat de vorderingen in goederenrechtelijke zin niet te verpanden of over te dragen waren en dat er op de vorderingen geen pandrecht was komen te rusten en zij niet gehouden was aan de pandgever te betalen.

De rechtbank Oost-Brabant is het niet met Heijmans eens en concludeert dat het beding uitsluitend verbintenisrechtelijke werking heeft. De bewoordingen van het hierboven aangehaalde beding richten zich namelijk niet op de goederenrechtelijke eigenschappen van de vorderingen op Heijmans, maar zeggen alleen iets over wat de wederpartij van Heijmans wel en niet mag doen (wel: met schriftelijke toestemming van Heijmans cederen of verpanden, niet: zonder schriftelijke toestemming van Heijmans cederen of verpanden). De rechtbank oordeelt dat het beding vanuit zuiver grammaticaal oogpunt niet duidt op een goederenrechtelijke betekenis. Vervolgens onderzoekt de rechtbank of er factoren zijn die de grammaticale betekenis van het beding naar objectieve maatstaven in een ander licht plaatsen. In dat kader gaat de rechtbank in op het ontbreken van een sanctie in geval van schending van het beding. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een sanctie in de algemene voorwaarden er niet toe leidt dat het beding toch in goederenrechtelijke zin moet worden uitgelegd. De wet biedt immers ook remedies bij schending van verbintenisrechtelijke afspraken. Het is (voor de uitleg van het beding) dus niet nodig dergelijke sancties expliciet in de algemene voorwaarden op te nemen.

De rechtbank stelt vast dat het beding slechts verbintenisrechtelijke werking heeft. Ondanks de gemaakte afspraak, zijn de vorderingen op Heijmans dus toch succesvol verpand en wordt zij met een andere schuldeiser geconfronteerd. Het feit dat die verpanding leidt tot wanprestatie van de wederpartij van Heijmans, maakt dit niet anders.

De hierboven besproken uitspraak maakt duidelijk dat de formulering van een beding waarbij de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van vorderingen wordt uitgesloten erg belangrijk is. Mocht u hierover vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met mr. Alexandra Slaski (advocaat Banking & Finance) via 026-353 83 10.