1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. De Hoge Raad legt nader uit: hoe lang is de appeltermijn van drie kalendermaanden?

De Hoge Raad legt nader uit: hoe lang is de appeltermijn van drie kalendermaanden?

Artikel 339 lid 1 en 358 lid 2 Rv maken duidelijk dat hoger beroep moet worden ingesteld “binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak”. Eenvoudig toch? Of toch niet?In zijn arrest van 1 september jl. moest de Hoge Raad nadere duidelijkheid geven over deze basisregel binnen het procesrecht.De Hoge Raad komt daarin tot een andere uitleg dan de gemotiveerde conclusie van AG Wesseling-van Gent.  De drie maanden regel bleek dus toch niet in alle gevallen klip en klaar.Eerst even ko...
Leestijd 
Auteur artikel Niels Dekker
Gepubliceerd 07 september 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Artikel 339 lid 1 en 358 lid 2 Rv maken duidelijk dat hoger beroep moet worden ingesteld “binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak”. Eenvoudig toch? Of toch niet?

In zijn arrest van 1 september jl. moest de Hoge Raad nadere duidelijkheid geven over deze basisregel binnen het procesrecht.

De Hoge Raad komt daarin tot een andere uitleg dan de gemotiveerde conclusie van AG Wesseling-van Gent.  De drie maanden regel bleek dus toch niet in alle gevallen klip en klaar.

Eerst even kort terug naar de basis: in 1919 werd al door de Hoge Raad (HR 19 december 1919, NJ 1920, p. 82) bepaald dat “te rekenen van” betekent “na”.  Bij de termijn van drie maanden telt de dag van de uitspraak dus niet mee en begint de termijn te lopen op de dag na de uitspraak.

De meest eenvoudige situatie is die waarin een uitspraak is gewezen op een dag die niet de laatste dag van de maand is en de maand waarin de termijn afloopt een overeenkomende dag voorkomt (bijvoorbeeld: bij uitspraak op 20 maart 2017 begint de termijn op 21 maart 2017 en eindigt deze op 20 juni 2017 om 24:00u). Dit afgezien van situaties die vallen onder de Algemene Termijnenwet, op grond waarvan een termijn die eindigt op een zaterdag, zondag of feestdag wordt verlengd tot de eerstvolgende dag die niet een feest-, zon- of zaterdag is).

Dan een tweede situatie waarin uitspraak is gedaan op de laatste dag van een maand en er in de maand waarin de termijn van drie maanden afloopt geen overeenkomende dag is (dit is bijvoorbeeld zo bij een uitspraak op 31 januari, 31 maart, 31 augustus of 29 of 30 november).  Hierover heeft de Hoge Raad in 2004 (HR 12 maart 2004, NJ 2004/424) al geoordeeld – in een zaak waarin uitspraak was gewezen op 29 november 2002 en februari in 2003 geen schrikkelmaand was – dat “Nu het eindvonnis van de rechtbank is gewezen op 29 november 2002, eindigde de termijn […] op 28 februari 2003 (een vrijdag).” Feitelijk ‘bekort’ dit arrest uit 2004 in dergelijke situaties de termijn.

In de onderhavige zaak deed zich een derde situatie voor, waarbij uitspraak wordt gewezen op de laatste dag van een maand terwijl de maand waarin de termijn afloopt langer doorloopt (dat is het geval bij uitspraken op 28 of 29 februari, 30 april en 30 september).

In deze zaak was op 29 februari 2016 door de kantonrechter uitspraak gedaan. Daartegen was de in het ongelijk gestelde partij op 31 mei 2016 in hoger beroep gegaan. Het hof heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het appel te laat was ingesteld. Het hof Amsterdam overwoog dat de laatste dag van de termijn in beginsel 29 mei 2016 (een zondag) was, die ingevolge de Algemene Termijnenwet verlengd wordt tot maandag 30 mei 2016. Het hoger beroep van 31 mei is te laat, aldus het hof.

In cassatie wordt geklaagd dat het hof blijk zou hebben gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Het cassatiemiddel betoogt dat de dag van de uitspraak niet meetelt en de termijn dan begint op 1 maart 2016. Drie maanden later is 1 juni 2016 en dan zou het hoger beroep tijdig zijn ingesteld.

AG Wesseling-van Gent gaat mee in deze redenering. In de conclusie stelt de AG dat “De beantwoording van de door het cassatiemiddel aan de orde gestelde vraag afhangt van een keuze.” Volgens de AG kan enerzijds gekomen worden tot de uitkomst van het hof (een berekening uitgaande van datum uitspraak tot en met de overeenkomende dag in de derde maand) en anderzijds dat deze zaak spiegelbeeldig is aan die van het voornoemde arrest uit 2004 en in de onderhavige zaak de termijn ingaat op 1 maart en dan doorloopt tot en met 31 mei. De AG kiest voor deze laatste route en concludeert tot vernietiging.

De Hoge Raad volgt de AG niet en komt tot dezelfde uitkomst als het hof. De Hoge Raad overweegt dat de opvatting van het cassatiemiddel erop neer komt dat als de uitspraak is gedaan op de laatste dag van de maand, de termijn zou beginnen te lopen op de eerste dag van de volgende maand en daarom de termijn pas verstrijkt op de laatste dag van de maand drie maanden later.

De Hoge Raad maakt duidelijk: “Deze opvatting kan niet worden aanvaard. Met de hiervoor in 3.4.1 vermelde regel dat het daar bedoelde rechtsmiddel moet worden aangewend binnen drie maanden na de dag waarop de uitspraak is gedaan, is slechts beoogd tot uitdrukking te brengen dat de dag van de uitspraak zelf niet meetelt, met als gevolg dat de driemaandentermijn pas afloopt aan het einde van de daarmee overeenstemmende dag drie maanden later (en niet al is verstreken aan het begin van die dag).

De laatste dag van de hier bedoelde termijn is dan ook niet later gelegen dan drie maanden na de dag van de uitspraak zelf. Indien de uitspraak is gedaan (in een gewoon jaar) op 28 februari (of in een schrikkeljaar op 29 februari), 30 april of 30 september, verstrijkt de termijn dus aan het einde van 28 of 29 mei, 30 juli, respectievelijk 30 december, een en ander afgezien van de werking van de Algemene termijnenwet. Aldus staan voor het aanwenden van het rechtsmiddel steeds drie volle kalendermaanden ter beschikking.

De hiervoor […] vermelde regel stemt overeen met hetgeen in de praktijk algemeen tot richtsnoer wordt genomen en is voor de praktijk ook beter hanteerbaar dan die welke het middel verdedigt. Bij vorenstaande regel eindigt de termijn immers in beginsel steeds drie maanden later op (het einde van) de dag met hetzelfde nummer als de dag van de uitspraak. De enige uitzondering hierop is het geval dat de maand waarin de termijn afloopt, niet een dag met hetzelfde nummer kent omdat zij korter is, in welk geval de termijn eindigt op (het einde van) de laatste dag van die maand […]”.

Het cassatieberoep wordt verworpen. In de onderhavige kwestie, met een uitspraak op 29 februari 2016, eindigt de appeltermijn dus op 30 mei 2016 (zondag 29 mei plus één dag op grond van de Algemene Termijnenwet).