1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Deelgeschil tijdens bodemprocedure in hoger beroep over bodemprocedureonderwerp in strijd met de goede procesorde

Deelgeschil tijdens bodemprocedure in hoger beroep over bodemprocedureonderwerp in strijd met de goede procesorde

In het arrest van 17 april 2012 oordeelde het hof Den Haag dat het opwerpen van een deelgeschil tijdens een bodemprocedure in hoger beroep over een onderwerp dat ook in de bodemprocedure speelt in strijd is met de eisen van een goede procesorde.CasusEen slachtoffer van een arbeidsongeval stelt diverse betrokken in- en uitlenende werkgevers en achterliggende verzekeraars aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De uitkomst van de procedure in eerste aanleg is dat de kantonrechter te Rott...
Leestijd 
Auteur artikel Dirkzwager
Gepubliceerd 13 december 2012
Laatst gewijzigd 16 april 2018
In het arrest van 17 april 2012 oordeelde het hof Den Haag dat het opwerpen van een deelgeschil tijdens een bodemprocedure in hoger beroep over een onderwerp dat ook in de bodemprocedure speelt in strijd is met de eisen van een goede procesorde.



Casus

Een slachtoffer van een arbeidsongeval stelt diverse betrokken in- en uitlenende werkgevers en achterliggende verzekeraars aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De uitkomst van de procedure in eerste aanleg is dat de kantonrechter te Rotterdam een tweetal werkgevers (hoofdelijk) aansprakelijk acht. Zowel de werknemer als één van zijn werkgevers gaan tegen dit vonnis in hoger beroep bij het hof Den Haag. Op vrijwel hetzelfde moment maakt de werknemer (ook nog) een verzoek inzake een deelgeschil ex artikel 1019w e.v. Rv bij hetzelfde hof aanhangig. Dit verzoek blijkt in essentie over dezelfde vraag te gaan als aan de orde is in het bij hetzelfde hof aanhangige hoger beroep in de bodemprocedure, namelijk of de werkgevers aansprakelijk zijn voor de schade die voortvloeit uit het arbeidsongeval. De mondelinge behandeling van het deelgeschil vindt zelfs tegelijkertijd plaats met de comparitie van partijen na aanbrengen in de bodemprocedure in appel.

Deelgeschil

Op de op 1 juli 2010 in werking getreden Wet deelgeschilprocedure is in een eerdere bijdrage op deze kennispagina al ingegaan. De deelgeschilprocedure beoogt tot vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van personenschade te komen. De gedachte is dat door een beslissing op een deelgeschil buitengerechtelijke onderhandelingen vlot getrokken kunnen worden en een bodemprocedure niet meer nodig zal zijn. Voorwaarde om een deelgeschilprocedure te kunnen starten is dan ook dat beëindiging van het (deel)geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De beslissing moet partijen met andere woorden in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden. Om deze reden dient een rechter zich telkens af te vragen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is, dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. (Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3).

Oordeel hof Den Haag

Het hof Den Haag oordeelt dat het deelgeschilverzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Het hof legt aan zijn oordeel ten grondslag dat het verzoek dwingt tot het beantwoorden van dezelfde vraag als ook beantwoord moet worden in de bodemprocedure, te weten of de aangesproken werkgevers aansprakelijk zijn voor ongeval dat de werknemer is overkomen. Die bodemprocedure bevindt zich op het moment dat het verzoek wordt gedaan in de beginfase van het hoger beroep, nog voordat daarin van de memories van grieven en antwoord zijn genomen.

Deze omstandigheden zijn van doorslaggevende betekenis voor het oordeel van het hof, waarbij het hof aansluiting zoekt bij artikel 1019cc Rv. In dit artikel is bepaald dat als een deelgeschilrechter uitdrukkelijk en zonder voorbehoud beslist ten aanzien van één of meer geschilpunten, de rechter daaraan in de bodemprocedure op dezelfde wijze is gebonden als dat hij gebonden zou zijn wanneer de beslissing zou zijn opgenomen in een tussenvonnis dat in bodemprocedure is gewezen. In de bodemprocedure kan van een dergelijke beslissing alleen worden teruggekomen als er inmiddels nadere gegevens voorhanden zijn waaruit blijkt dat de beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Deze laatste vereisten gelden niet als in de bodemprocedure hoger beroep wordt ingesteld, omdat in hoger beroep eerder gegeven beslissingen wèl in volle omvang ter discussie kunnen worden gesteld.

De moeilijkheid in deze zaak was dat de procedure zich al in de fase van hoger beroep bevond. Als het hof in het deelgeschil een bindende eindbeslissing zou geven over de aansprakelijkheidsvraag, zou dit tot gevolg hebben dat het hof daaraan in beginsel gebonden zou zijn in de bodemprocedure in hoger beroep. Aan partijen zou hierdoor de mogelijkheid worden ontnomen hun standpunten uiteen te kunnen zetten en te onderbouwen alvorens het hof daarover een oordeel zou geven. Het hof overweegt dat hierdoor het voeren van een evenwichtig debat in de bodemprocedure in hoger beroep belemmerd zou worden, terwijl daarvoor geen voldoende rechtens te respecteren belang aan de zijde van de werknemer bestaat. Het hof oordeelt daarom dat een dergelijke doorkruising van de bodemprocedure in strijd met de goede procesorde is.