1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Een waarnemend kandidaat notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris

Een waarnemend kandidaat notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris

Uit een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 september 2020 volgt dat een notaris in beginsel niet met succes een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als het gaat om het handelen of nalaten van een waarnemend kandidaat-notaris.
Leestijd 
Auteur artikel Lieke Carrière-Verlinden
Gepubliceerd 01 oktober 2020
Laatst gewijzigd 06 oktober 2020

De onderliggende kwestie zag op een erflater die bij testament van 2 april 2015 – verleden door een kandidaat-notaris als waarnemer van de notaris – heeft beschikt over zijn nalatenschap, onder herroeping van eerder gemaakte testamenten. De erflater heeft bij testament van 25 maart 2017 opnieuw beschikt over zijn nalatenschap en wederom onder herroeping van eerder gemaakte testamenten. Ook dit testament is verleden door de kandidaat-notaris als waarnemer van de notaris. De erflater is op 15 oktober 2017 overleden.

Naast twee inhoudelijke klachten (die ik verder onbesproken laat) wordt gesteld dat de notaris verantwoordelijk is voor het handelen dan wel nalaten van de waarnemend kandidaat-notaris. Hierop ga ik in dit artikel nader in.

Oordeel van de Kamer voor het Notariaat Arnhem-Leeuwarden

Volgens de klaagster is de notaris als waargenomen notaris (mede) verantwoordelijk voor het door haar gestelde verwijtbare handelen dan wel nalaten van de kandidaat-notaris omdat hij de ‘hoofdverantwoordelijke’ is.

De Kamer is van oordeel dat een waarnemend kandidaat-notaris in beginsel niet handelt onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. De redenering daarachter is als volgt:

“[…] Dit volgt - impliciet - uit artikel 1 lid 1 sub c Wet op het notarisambt (Wna). Die zelfstandige positie van de waarnemend kandidaat-notaris kan voorts ook worden afgeleid uit artikel 29 lid 7 Wna, welk artikel bepaalt dat de waargenomen notaris onbevoegd is zolang de waarnemend kandidaat-notaris bevoegd is. […]”

Aangezien de notaris onweersproken heeft gesteld dat hij zelf geen bemoeienis heeft gehad heeft met het opstellen en passeren van de testamenten, kan de notaris naar het oordeel van de Kamer in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, ook niet als werkgever. De klacht wordt dus ongegrond verklaard.

Oordeel van het gerechtshof Amsterdam

De klaagster legt zich niet bij het oordeel van de Kamer neer en gaat in beroep bij het gerechtshof Amsterdam. Het gerechtshof is het echter met de Kamer eens en oordeelt dat de Kamer het klachtonderdeel tegen de notaris terecht ongegrond heeft verklaard:

“[…] Hoewel door de kamer niet als zelfstandig klachtonderdeel gezien, heeft de kamer wel beoordeeld of de notaris in strijd met de normen van het tuchtrecht (artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt) heeft gehandeld of heeft nagelaten. De kamer heeft geoordeeld dat de notaris in dit geval geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, ook niet als werkgever, nu een waarnemend kandidaat notaris in beginsel niet handelt onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris, en de notaris geen bemoeienis heeft gehad met het opstellen en passeren van de testamenten van erflater in 2015 en 2017. Dit betekent dat de klacht tegen de notaris ongegrond is, aldus de kamer. Het hof sluit zich hierbij aan en is derhalve van oordeel dat de kamer het klachtonderdeel jegens de notaris terecht ongegrond heeft verklaard. […]” [onderstreping auteur]

Conclusie

Een waarnemend kandidaat notaris handelt in beginsel niet onder de verantwoordelijkheid van de waargenomen notaris. Als gevolg daarvan kan een notaris bij het ontbreken van enige eigen bemoeienis niet met succes een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt (ook niet als werkgever) voor het handelen of nalaten van de waarnemend kandidaat-notaris.