1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Exploitanten escape-room aansprakelijk voor letsel deelnemer

Exploitanten escape-room aansprakelijk voor letsel deelnemer

De exploitanten van een ‘escape-room’ zijn aansprakelijk voor het letsel dat een van de deelnemers tijdens het spel heeft opgelopen door een val van een trap. Dat oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in haar vonnis van 18 januari 2017.CasusEen groep van tien collega’s speelt tijdens een personeelsuitje het spel escape-room, waarbij deelnemers in een ruimte worden opgesloten waaruit zij zo snel mogelijk moeten ontsnappen door opdrachten uit te voeren. Door middel van speciale licht- en...
Leestijd 
Auteur artikel Jaike Silvius (uit dienst)
Gepubliceerd 07 februari 2017
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De exploitanten van een ‘escape-room’ zijn aansprakelijk voor het letsel dat een van de deelnemers tijdens het spel heeft opgelopen door een val van een trap. Dat oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in haar vonnis van 18 januari 2017.

Casus

Een groep van tien collega’s speelt tijdens een personeelsuitje het spel escape-room, waarbij deelnemers in een ruimte worden opgesloten waaruit zij zo snel mogelijk moeten ontsnappen door opdrachten uit te voeren. Door middel van speciale licht- en geluidseffecten wordt een angstige, ‘sprookjesachtige’ sfeer gecreëerd. Om te zorgen voor een verrassingseffect krijgen de deelnemers vooraf slechts een beknopte instructie.

Eén van de deelnemers (‘eiser’), een man van 63 jaar, valt tijdens het spel van een trap af en houdt daar een gecompliceerde beenbreuk aan over. Het gaat om een trap die bestaat uit twee delen die haaks op elkaar staan, gescheiden door een platform en waarvan alleen het bovenste gedeelte een trapleuning heeft.

Na het ongeval hebben de exploitanten van de escape-room (‘gedaagden’) diverse veiligheidsmaatregelen genomen. Ze hebben onder meer een armleuning en reflecterende anti-slipstrips aangebracht op het onderste deel van de trap en de licht- en geluidseffecten gewijzigd.

Vordering

Eiser vordert schadevergoeding op grond van art. 6:174 BW en art. 6:162 BW. Eiser verwijt gedaagden dat zij hem niet hebben gewaarschuwd voor de volgens hem onveilige situatie. Daarnaast stelt hij dat gedaagden eenvoudig maatregelen hadden kunnen treffen ter voorkoming van het gevaar.

Beoordeling

Om te beoordelen of de zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 BW geschonden is, neemt de rechtbank de gezichtspunten van het Kelderluik-arrest (Hoge Raad 5 november 1965, NJ 1966, 136, m.nt. G.J. Scholten) in aanmerking. In dat kader acht de rechtbank het volgende van belang:

  • Eiser behoefde op basis van de instructies en overige informatie over het spel niet bijzonder oplettend te zijn bij het afdalen van de trap;

  • Het is waarschijnlijk dat eiser niet de vereiste zorgvuldigheid en oplettendheid in acht zou nemen omdat het afdalen van de trap door het ontbreken van een armleuning en door de desoriënterende omgeving werd bemoeilijkt;

  • Het is een feit van algemene bekendheid dat een val van een trap kan leiden tot (ernstig) letsel;

  • Gedaagden hadden gepaste veiligheidsvoorzieningen kunnen treffen, zoals zij ook na het ongeval hebben gedaan.Deze omstandigheden leiden tot de conclusie dat sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 BW. Aan de verweren van gedaagden gaat de rechtbank voorbij. Gedaagden dienen de schade die eiser lijdt (nader op te maken bij staat) te vergoeden.


Deze omstandigheden leiden tot de conclusie dat sprake is van een onrechtmatige daad in de zin van art. 6:162 BW. Aan de verweren van gedaagden gaat de rechtbank voorbij. Gedaagden dienen de schade die eiser lijdt (nader op te maken bij staat) te vergoeden.