Nieuwe veiligheidsnormen
In deze zaak heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (de ANVS) ambtshalve de revisievergunning voor de Kerncentrale Borssele (de KCB) gewijzigd. Voor de KCB geldt een vergunning voor onbepaalde tijd voor het in werking brengen en houden van de kerncentrale. Sinds de verlening van deze vergunning zijn ten behoeve van de kerncentrale verschillende vergunningen op grond van de Kernenergiewet verleend, met als meest recente de revisievergunning van 12 juli 2016. Deze revisievergunning bevat een wijziging bestaande uit het uitvoeren van 11 maatregelen die zijn voortgekomen uit een tienjaarlijkse veiligheidsevaluatie en het zogeheten Europees robuustheidsonderzoek. De revisievergunning is met de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2018 onherroepelijk geworden (ECLI:NL:RVS:2018:1448).
Nederland is lid van de Western European Nuclear Regulators Association (WENRA), die voor kerncentrales bepaalde veiligheidsnormen heeft gepubliceerd, de safety Reference Levels (RLs). De WENRA-landen worden geacht deze normen te implementeren. De nog niet geïmplementeerde RLs worden met de ter discussie gestelde ambtshalve wijziging opgenomen in de Kernenergiewetvergunning voor de KCB. Hiermee wordt door de ANVS invulling gegeven aan het Nederlandse WENRA-lidmaatschap.
Milieueffectrapportage
Greenpeace en WISE zijn in deze procedure opgekomen tegen het besluit van de ANVS inhoudende de ambtshalve wijziging. Zij voeren onder meer aan dat voorafgaand aan de vergunningswijziging een milieueffectrapportage had moeten worden uitgevoerd. Volgens hen had dit al voorafgaand aan de verlening van de revisievergunning in 2016 moeten gebeuren. De Afdeling beoordeelt maar een deel van dit betoog, omdat het overige neerkomt op een herziening van de uitspraak van 2 mei 2018. De Afdeling beoordeelt of sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden sinds de uitspraak die zouden maken dat voor de toevoeging van de RLs een milieueffectrapport had moeten worden opgesteld.
Volgens de Afdeling is van nieuwe feiten en omstandigheden geen sprake. De verwijzingen naar een advies van de Aarhus Compliance Committee van 4 oktober 2018 en een rapport van diezelfde commissie van februari 2020 leveren geen nieuwe feiten en omstandigheden op, omdat beide gaan over het heroverwegen of updaten van de levensduur van een nucleaire activiteit, terwijl de ambtshalve wijziging alleen ziet op het verbinden van nieuwe veiligheidsvoorschriften.
Ook het beroep van Greenpeace en WISE op het arrest van het Europese Hof van Justitie van 29 juli 2019 leidt niet tot het oordeel dat bij de toevoeging van de WENRA RLs alsnog een milieueffectrapport had moeten worden opgesteld voorafgaand aan de besluitvorming. In dit arrest wordt namelijk uitleg gegeven over het begrip ‘project’ en geeft het Hof een oordeel over fysieke renovatiewerkzaamheden die niet los te zien zijn van de verlenging van het gebruik van de betreffende centrale. Nu met de ambtshalve wijziging geen fysieke werkzaamheden worden vergund noch sprake is van verlenging van de loopduur van de KCB, gaat de vergelijking met het arrest van het Hof niet op.
Opvallend is verder dat een beroep wordt gedaan op de onjuiste implementatie van de m.e.r.-richtlijn in het Besluit m.e.r., omdat daarin ten onrechte niet zou zijn opgenomen dat bij een wijziging of uitbreiding van een kerncentrale een milieueffectrapport moet worden opgesteld. De Afdeling gaat aan dit betoog voorbij, omdat in dit geval geen sprake is van een wijziging of uitbreiding van de kerncentrale. Met de ambtshalve wijziging zijn enkel nieuwe veiligheidsvoorschriften als voorschrift aan de vergunning verbonden.
Alles bij elkaar genomen is de Afdeling van oordeel dat aan het besluit waarmee de WENRA RLs worden geïmplementeerd geen milieueffectrapportage hoeft te worden voorafgegaan.
Heeft u vragen? Neem contact op met Bart de Haan en/of Tessa Hubregtse.