1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Gronden voor opheffen conservatoir beslag – de belangenafweging van de rechter (deel 5)

Gronden voor opheffen conservatoir beslag – de belangenafweging van de rechter (deel 5)

Conservatoir beslag is in Nederland eenvoudig gelegd, maar hoe krijgt de beslagene het beslag er vanaf? In een reeks korte en praktische artikelen ga ik nader in op enkele aspecten van het leggen en met name het opheffen van beslag. In elk artikel wordt ingezoomd op verschillende mogelijkheden voor opheffing. In dit sluitstuk staat de belangenafweging van de voorzieningenrechter centraal. Na het beoordelen van de wettelijke gronden voor opheffing maakt de rechter een algehele afweging: het belang van de beslaglegger bij instandhouding versus het belang van beslagene bij opheffing van het beslag. Deze ‘restcategorie’ maakt dat bijzondere omstandigheden van een zaak de doorslag kunnen geven.
Leestijd 
Auteur artikel Teun van der Weijden
Gepubliceerd 11 maart 2021
Laatst gewijzigd 11 maart 2021

De rechter zal naast de beoordeling over een opheffingsgrond, ook een belangenafweging moeten maken tussen het belang van de beslaglegger en de beslagene. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een beslag op grond van de belangenafweging in stand worden gehouden, ondanks de aanwezigheid van een wettelijke opheffingsgrond. Het omgekeerde is ook geval. Hierbij moet de voorzieningenrechter steeds in het achterhoofd houden wat het doel is van een conservatoir beslag: namelijk zorgen dat voor een nog niet vaststaande vordering verhaal mogelijk zal zijn ingeval de vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij (definitieve) afwijzing van de vordering in de hoofdzaak voor de door het beslag ontstane schade aansprakelijk is.

 

Bij deze belangenafweging kunnen alle omstandigheden van het geval betrokken worden. Iedere keer zal de rechter moeten oordelen welke omstandigheden meespelen en welk belang het zwaarst dient te wegen. Om te illustreren welke belangen een doorslaggevende rol kunnen spelen, worden enkele voorbeelden uit de rechtspraak besproken.

 

Opheffing in afwachting van hoger beroep?

In het eerste deel van deze reeks werd al kort verwezen naar de situatie dat een bodemrechter in eerste aanleg de onderliggende vordering van de beslaglegger (de vordering waarvoor beslag is gelegd) heeft afgewezen. Wanneer de beslagene daarna in kort geding vraagt om het beslag op te heffen, terwijl de beslaglegger ook hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak in de bodemzaak, rijst de vraag wat de voorzieningenrechter in kort geding dient te beslissen. De hoofdregel voor een rechter in kort geding is dat hij zich aansluit bij een uitspraak van de bodemrechter. De verplichte belangenafweging bij een vordering tot opheffing van beslag, maakt echter dat de voorzieningenrechter kan afwijken van dit uitgangspunt. Hiermee kan worden voorkomen dat een beslaglegger die in hoger beroep alsnog gelijk krijgt, toch achter het net vist, omdat het oorspronkelijk beslagen vermogen na opheffing van het beslag buiten bereik van de beslaglegger terecht is gekomen. Onder andere de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel oordeelde dat in een dergelijk geval niet zonder meer kan worden aangesloten bij het oordeel in eerste aanleg. De voorzieningenrechter dient zelf een afweging te maken van de belangen van partijen: hoe zwaar drukt het beslag op de beslagene en hoeveel risico loopt de beslaglegger als het beslag nu wordt opgeheven? De omstandigheid dat de vordering in eerste aanleg is afgewezen, dient daarbij wel te worden meegewogen als één van de factoren.

 

Belangen beslagene

De vraag of het opheffen van beslag terwijl hoger beroep nog mogelijk was, redelijk was, speelde ook in een zaak bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Er was onder meer beslag op het huis van eiseres – een bekende Nederlandse – gelegd, en nadat in eerste aanleg in de hoofdprocedure de vordering was afgewezen, vorderde zij bij kort geding opheffing van het conservatoir beslag. De rechtbank nam in haar belangenafweging mee dat het conservatoir beslag al meer dan een jaar op haar huis lag en dat beslagene verhuisplannen had. Gedaagde – beslaglegger – heeft bovendien aangegeven een jaar te wachten met het aanbrengen van de zaak in hoger beroep, omdat zij haar administratie op orde wil stellen. Dit betekent dat eiseres het huis gedurende die periode niet zou kunnen verkopen. Eiseres heeft bovendien al een lange periode van stress en schade ondervonden vanwege de gevoerde procedure en de gelegde beslagen. Hierbij neemt de rechtbank ook mee dat de zaak breed is uitgemeten in de media wegens de bekendheid van beslagene. Hoewel gedaagde belang heeft bij het handhaven van de beslagen om tot zekerheid van haar vorderingen in hoger beroep te strekken, oordeelde de voorzieningenrechter toch dat de belangen van eiseres zwaarder dienen te wegen dan het belang van gedaagde om zekerheid op betaling te krijgen.

 

Beide partijen belang bij opheffing?

In een niet gepubliceerde uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2020, oordeelde de voorzieningenrechter naar aanleiding van een belangenafweging zelfs dat het in belang van beide partijen was dat het beslag werd opgeheven. Hoewel de beslaglegger dit uiteraard betwistte, werd overgegaan tot opheffing van het beslag.

 

Het betrof in dit geval een geschil tussen een ontwikkelaar en een aannemer, die samenwerkten aan het ontwikkelen van verschillende zonneparken voor een gezamenlijke opdrachtgever. De ontwikkelaar heeft beslag ten laste van aannemer gelegd, omdat de ontwikkelaar meent aanspraak te hebben op een voorschotbetaling van de opdrachtgever. De voorzieningenrechter besluit uiteindelijk tot opheffing van het beslag op basis van een afweging van belangen. Zowel de ontwikkelaar als de aannemer gaan uit van de levensvatbaarheid van het project. Daarvoor is wel vereist dat de aannemer de aangegane verplichtingen jegens derde partijen kan nakomen. Zo niet, dan zullen leveranciers zich terugtrekken of alsnog hogere prijzen bedingen. Het gelegde beslag belemmert de aannemer bij het nakomen van deze verplichtingen, waardoor het project in zijn geheel in gevaar komt. De belangenafweging valt daarom in het voordeel van aannemer uit. Als het beslag wordt gehandhaafd zal dat bovendien niet leiden tot het door ontwikkelaar gewenste resultaat: het stagneren van het project is ook in haar nadeel. De voorzieningenrechter stelt samengevat dat beide partijen gebaat zijn bij opheffing van het beslag.

 

Afsluitend

Deze uitspraken laten onder andere zien dat het voor een beslagen partij van cruciaal belang is goed inzichtelijk te maken welk bijzonder nadeel zij leidt als gevolg van het beslag. Dit betreft maatwerk, een algemene regel is niet te geven. Het kan zijn dat een grote vastgoedinvesteerder betrekkelijk weinig feitelijke hinder ondervindt van een conservatoir beslag op zijn villa met een waarde van enkele miljoenen, aangezien hij toch geen plannen heeft om zijn woning te verkopen. De waarde van het beslagen vermogen is daarmee niet direct doorslaggevend. Een rechter zal een dergelijk beslag op grond van een belangenafweging dan ook niet zomaar opheffen. Tegelijkertijd kan een conservatoir beslag op enkele appartementen in zijn vastgoedportefeuille zeer schadelijk zijn, omdat dit beslag de investeerder direct verhindert om zijn investeringsobjecten te verkopen of te (her)financieren, waardoor zijn werkzaamheden ingrijpend worden belemmerd.

 

Het leggen of opheffen van conservatoir beslag is daarmee altijd maatwerk. Mocht u naar aanleiding van deze artikelenreeks nog vragen hebben, neem dan gerust contact op met Teun van der Weijden.