Eerder dit jaar schreven mijn collega Evelien Boonzaaijer en ik al een blog op deze pagina over de conclusie van de advocaat-generaal die op 28 augustus 2020 in deze zaak werd gepubliceerd. Ook de advocaat-generaal concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep en was van mening dat het arrest van het hof in stand kon blijven.
De Hoge Raad is dezelfde mening toegedaan en heeft het cassatieberoep verworpen. Tot een inhoudelijke beoordeling van het arrest van het hof komt de Hoge Raad niet. Volgens de Hoge Raad kunnen de cassatieklachten over het arrest van het hof niet leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dat oordeel is gekomen. Dat is op grond van artikel 81 Wet op de rechterlijke organisatie (RO) niet vereist.
Het hof had geoordeeld dat de werkgever voor 25% (proportioneel) aansprakelijk is tegenover een werknemer die was blootgesteld aan kankerverwekkende stoffen. Volgens het hof was het causaal verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald om de arbeidsrechtelijke omkeringsregel te kunnen toepassen. Ook voor toepassing van artikel 6:99 BW, de alternatieve causaliteit, zag het hof geen reden. Dit oordeel van het hof blijft dus in stand.