De laatste jaren is er veel aandacht voor gebrekkige medische hulpmiddelen. Zo zorgde de problematiek omtrent de borstimplantaten van de Franse producent Poly Implant Prothèse (PIP) voor veel opschudding. Bij deze borstimplantaten bleek door de fabrikant gebruik te zijn gemaakt van industriële siliconen in plaats van voor medisch gebruik goedgekeurde siliconen, wat bij veel gebruikers tot schade heeft geleid.
Een belangrijke vraag is of de hulpverlener ex art. 6:77 BW aansprakelijk is voor schade door het gebruik van een gebrekkig medisch hulpmiddel. Deze vraag kwam in recente uitspraken van de Rechtbank Amsterdam en de Rechtbank Limburg aan de orde. In beide uitspraken de hulpverlener aansprakelijk geoordeeld.
Schade door een gebrekkig medisch hulpmiddel: het juridisch kader
Wanneer een benadeelde schade lijdt door het gebruik van een gebrekkig medisch hulpmiddel zijn er meerdere mogelijkheden om schade vergoed te krijgen. Zo is het denkbaar dat de benadeelde de hulpverlener, de producent of de leverancier aansprakelijk stelt.
Indien de benadeelde de hulpverlener aansprakelijk stelt, ligt het voor de hand om de vordering te baseren op art. 6:77 BW. Dit artikel regelt contractuele aansprakelijkheid voor hulpzaken die zijn gebruikt ter uitvoering van de verbintenis. Indien de benadeelde kan aantonen dat bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik is gemaakt van een ongeschikte hulpzaak, kan de schuldenaar slechts onder aansprakelijkheid uitkomen door aan te tonen dat toerekening in het concrete geval onredelijk is.
De wetgever heeft bij de invoering van art. 6:77 BW in het bijzonder opgeroepen tot terughoudendheid bij het aansprakelijk houden van een medisch hulpverlener op grond van dit artikel. De achterliggende gedachte is dat de risicoaansprakelijkheid van art. 6:77 BW zich slecht verhoudt tot de aard van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Die overeenkomst wordt over het algemeen aangemerkt als een inspanningsverbintenis, waardoor het de vraag is of het redelijk is om een hulpverlener – die zich voldoende heeft ingespannen – aansprakelijk te houden voor het falen van een medisch hulpmiddel.
Ondanks geluiden in de literatuur dat het standpunt van de wetgever als achterhaald moet worden beschouwd, is de heersende leer in de rechtspraak dat schade door het gebruik van een gebrekkig medisch hulpmiddel slechts wordt toegerekend wanneer de hulpverlener een verwijt kan worden gemaakt. Gedacht kan worden aan de situatie dat de hulpverlener onvoldoende onderzoek heeft gedaan bij de keuze van het hulpmiddel of het gebrek redelijkerwijs had kunnen onderkennen.
Recente jurisprudentie
Recentelijk zijn twee vonnissen gewezen waarin in lijn met de heersende leer is geoordeeld. Zowel de Rechtbank Limburg als de Rechtbank Amsterdam oordeelde dat de hulpverlener niet aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door het gebruik van gebrekkige PIP-implantaten.
Rechtbank Amsterdam 24 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3491
In deze zaak stond tussen partijen vast dat de gebruikte implantaten gebrekkig zijn in de zin van art. 6:77 BW, maar was in geschil of de schade die was ontstaan door het gebruik van de gebrekkige implantaten aan de hulpverlener kan worden toegerekend.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Daartoe overweegt de rechtbank dat de geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt gekwalificeerd als een inspanningsverbintenis. Nu het gaat om een niet te onderkennen gebrek, kon van de hulpverlener niet worden verwacht dat hij er tegenover de benadeelde voor instond dat gebruik werd gemaakt van een niet-gebrekkige hulpzaak. Voor de kwaliteit van de hulpzaak is de hulpverlener afhankelijk geweest van de producent. Daarnaast waren de implantaten van een CE-keurmerk voorzien. De rechtbank acht verder van belang dat de hulpverlener niet verzekerd is voor de gevorderde schade. Dat de producent van de implantaten inmiddels failliet is, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank wijst de vordering van benadeelde af.
Rechtbank Limburg 31 mei 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:4981
In deze zaak verschilden partijen zowel van mening over de vraag of sprake is van gebrekkigheid in de zin van art. 6:77 BW als over de vraag of de schade aan de hulpverlener kan worden toegerekend.
De rechtbank oordeelt dat de vraag naar de gebrekkigheid onbeantwoord kan blijven, nu toerekening in de zin van art. 6:77 BW niet gerechtvaardigd is. Onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis overweegt de rechtbank dat een uitzondering op art. 6:77 BW gerechtvaardigd is, wanneer het gaat om een voor deskundige gebruikers niet te onderkennen gebrek. Daar is volgens de rechtbank in het onderhavige geval sprake van. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de implantaten waren voorzien van een CE-keurmerk. Benadeelde heeft onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat het ziekenhuis niet op dat keurmerk mocht vertrouwen. Dat de producent geen verhaal biedt, de schade niet wordt vergoed door de zorgverzekeraar van benadeelde en het ziekenhuis verzekerd is, acht de rechtbank van onvoldoende belang om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank wijst de vordering van benadeelde af.
Conclusie
Uit de besproken uitspraken blijkt dat een medisch hulpverlener een bijzondere positie inneemt bij de toepassing van art. 6:77 BW. Die bijzondere positie is gelegen in de aard van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Schade door het gebruik van een gebrekkig medisch hulpmiddel wordt over het algemeen pas aan de hulpverlener toegerekend, wanneer de hulpverlener het gebrek had kunnen onderkennen. Het is voor een benadeelde dan ook verstandig om meerdere partijen aan te spreken voor geleden schade door het gebruik van een gebrekkig medisch hulpmiddel, waarbij met name gedacht kan worden aan de producent en/of de leverancier.
Hulpverlener niet aansprakelijk voor schade door PIP-implantaten
De laatste jaren is er veel aandacht voor gebrekkige medische hulpmiddelen. Zo zorgde de problematiek omtrent de borstimplantaten van de Franse producent Poly Implant Prothèse (PIP) voor veel opschudding. Bij deze borstimplantaten bleek door de fabrikant gebruik te zijn gemaakt van industriële siliconen in plaats van voor medisch gebruik goedgekeurde siliconen, wat bij veel gebruikers tot schade heeft geleid.Een belangrijke vraag is of de hulpverlener ex art. 6:77 BW aansprakelijk is voor sch...
Leestijd
Auteur artikel
Jaike Silvius (uit dienst)
Gepubliceerd
12 juni 2017
Laatst gewijzigd
16 april 2018