1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Is een assurantieportefeuille een verpandbaar goed?

Is een assurantieportefeuille een verpandbaar goed?

In zijn arrest van 6 december 2019 heeft de Hoge Raad vastgesteld dat geen pandrecht kan worden gevestigd op de portefeuille van een assurantietussenpersoon. Dat in de praktijk wel behoefte aan verpandbaarheid bestaat, maakt dit niet anders. Assurantietussenpersonen doen er goed aan hiervan kennis te nemen, omdat hun assurantieportefeuilles als zodanig dus geen zekerheid voor de vorderingen van hun financiers kunnen bieden.
Leestijd 
Auteur artikel Elline Diedering-Kuus
Gepubliceerd 13 december 2019
Laatst gewijzigd 13 december 2019

Assurantieportefeuille en goodwill

Een assurantieportefeuille is het cliëntenbestand van een assurantietussenpersoon. Deze bestaat uit samenwerkingsovereenkomsten die de tussenpersoon met verzekeraars heeft gesloten en overeenkomsten van opdracht die zijn gesloten met verzekeringnemers. Omdat een assurantietussenpersoon vaak vaste cliënten heeft, zowel aan verzekeraars- als aan verzekerdenkant, is aan die assurantieportefeuille een zekere waarde in de vorm van goodwill (“gunfactor”) verbonden.

Het vraagstuk

Deze zaak draaide om de vraag of een assurantieportefeuille een verpandbaar goed is. ING Bank had een kredietovereenkomst gesloten met een assurantiekantoor. Tot zekerheid had het assurantietussenkantoor alle “huidige en toekomstige Bedrijfsactiva zoals omschreven in de Algemene Bepalingen van Pandrecht” aan de ING Bank verpand. In de Algemene Bepalingen van Pandrecht was onder meer de volgende passage opgenomen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

[…]

  1. Bedrijfsactiva:

alle tot het bedrijf van de Pandgever behorende goederen waaronder begrepen, maar [niet] beperkt tot, de Bedrijfsuitrusting, Tegoeden, Vorderingen en Voorraden met inbegrip van:

(I) cliëntenbestanden en de gegevensdragers waarop deze zich bevinden; en

(II) goodwill, zijnde de meerwaarde van het bedrijf boven de som van vaste activa;”

Het assurantiekantoor is failliet gegaan en de curator heeft de assurantieportefeuille en de hieraan verbonden goodwill verkocht aan een derde. ING Bank vordert in dit geschil een verklaring voor recht dat zij een rechtsgeldig pandrecht op de assurantieportefeuille heeft gevestigd en wenst afdracht van de opbrengst die de curator met verkoop heeft verkregen, tot het beloop van de uitstaande vordering van de ING bank uit hoofde van de kredietovereenkomst. Door de rechtbank is de vordering van ING bank afgewezen, waarna partijen sprongcassatie zijn overeengekomen (artikel 398 Rv). De Hoge Raad oordeelde als volgt.

Assurantieportefeuille is geen goed in de zin van artikel 3:1 BW

Op grond van artikel 3:228 en 3:227 lid 1 BW kan een pandrecht worden gevestigd op alle voor overdracht vatbare goederen. Om te bepalen of men dus een rechtsgeldig pandrecht op een assurantieportefeuille kan vestigen, moet de vraag worden beantwoord of een assurantieportefeuille een goed is, en bovendien overdraagbaar is.

Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten, zo volgt uit artikel 3:1 BW. Een zaak is een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (artikel 3:2 BW). Volgens artikel 3:6 BW zijn vermogensrechten die rechten die, afzonderlijk of samen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, of verkregen zijn in ruil voor (in het vooruitzicht gesteld) stoffelijk voordeel.

De Hoge Raad overweegt dat het wettelijk stelsel ervan uitgaat dat alleen individuele zaken of vermogensrechten als goed kunnen worden gezien. Een assurantieportefeuille is samengesteld uit verschillende overeenkomsten en daarmee samenhangende goodwill, zodat niet kan worden gezegd dat het een individuele zaak of een individueel vermogensrecht is. Een assurantieportefeuille is dus geen goed in de zin van artikel 3:1 BW.

Artikel 4:103 lid 4 Wft doet daar niets aan af

Een assurantieportefeuille is geen goed en is dus niet vatbaar voor overdracht of verpanding. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 4:103 lid 4 Wft, dat bepaalt dat een verzekeraar aan een verzoek van een bemiddelaar tot overdracht van diens portefeuille in beginsel moet meewerken, niet bedoeld is om de overdracht in goederenrechtelijke zin te regelen. Artikel 4:103 lid 4 Wft levert geen argument op voor de stelling dat assurantieportefeuilles wel overdraagbaar en verpandbaar zijn.

Conclusie

De Hoge Raad concludeert dat verpanding van een assurantieportefeuille niet in het wettelijk stelsel van het goederenrecht past. Dat in de praktijk wel behoefte aan verpandbaarheid bestaat, maakt dit niet anders. Assurantietussenpersonen doen er goed aan hiervan kennis te nemen, omdat hun assurantieportefeuilles als zodanig dus geen zekerheid voor de vorderingen van hun financiers kunnen bieden