1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Kabel- en leidingschade: de op drift geraakte observatieballon in de hoogspanningsmast

Kabel- en leidingschade: de op drift geraakte observatieballon in de hoogspanningsmast

Op 24 februari 2012 trad er een storing op in een hoogspanningskabel in Stad aan het Haringvliet. Die storing was (mogelijk) het gevolg van een 10 meter lange observatieballon die in Engeland op drift was geraakt en was overgewaaid naar Nederland. De ballon zat oorspronkelijk vast aan een kabel, maar die was gebroken. Het gedeelte van de kabel dat nog was bevestigd aan de ballon heeft tijdens de zwerftocht van de ballon (mogelijk) de in Nederland hangende hoogspanningskabel geraakt. Kan de ei...
Leestijd 
Auteur artikel Peter van Huizen
Gepubliceerd 06 juli 2015
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Op 24 februari 2012 trad er een storing op in een hoogspanningskabel in Stad aan het Haringvliet. Die storing was (mogelijk) het gevolg van een 10 meter lange observatieballon die in Engeland op drift was geraakt en was overgewaaid naar Nederland. De ballon zat oorspronkelijk vast aan een kabel, maar die was gebroken. Het gedeelte van de kabel dat nog was bevestigd aan de ballon heeft tijdens de zwerftocht van de ballon (mogelijk) de in Nederland hangende hoogspanningskabel geraakt. Kan de eigenaar van de hoogspanningskabel iemand aanspreken voor de schade?

Stedin (die stelde eigenaar te zijn van de hoogspanningskabel) heeft dit tevergeefs geprobeerd door het Engelse bedrijf dat de ballon heeft opgelaten te dagvaarden voor de rechtbank Rotterdam. De grondslag van de vordering was onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De rechtbank ging hier niet in mee.

Wat was er gebeurt?
Het Engelse bedrijf had een met helium gevulde ballon op haar bedrijfsterrein met een kabel aan de grond verankerd. De ballon kon met een lier worden opgelaten en naar beneden worden gehaald. Tijdens het naar beneden halen van de ballon raakte de ballon instabiel waardoor de kabel in contact kwam met de rand van het dak van een gebouw. Hierdoor brak de kabel en vervolgens is de ballon, met een gedeelte van de kabel daar nog aan bevestigd, op drift geraakt. De Engels politie heeft zonder resultaat geprobeerd met een helikopter de ballon te traceren. Uiteindelijk is (ruim 5 uur later) de ballon op Nederlandse bodem teruggevonden. Stedin heeft gesteld dat de ballon tijdens zijn vlucht met de aan de ballon hangende kabel één van de hoogspanningskabels van Stedin in Nederland heeft geraakt. Als gevolg hiervan is er schade aan de hoogspanningskabel ontstaan.

Het Engelse bedrijf verweerde zich met de stelling dat zij een vergunning had voor haar activiteiten en dat zij aan alle in die vergunning gestelde vereisten had voldaan. Om die reden zou haar geen verwijt zijn te maken voor eventuele schade als gevolg van het op drift raken van de ballon.

Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank was kort in haar oordeel. Haar overwegingen luidden als volgt:

“Op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW moet degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt die aan hem of haar kan worden toegerekend, de schade vergoeden die deze ander dientengevolge lijdt. De enkele omstandigheid dat Stedin - aannemende dat haar, door 3D bestreden, stelling op dit punt juist is - schade aan een hoogspanningsleiding heeft geleden als gevolg van aanraking met de op drift geraakte ballon van 3D, is niet op zichzelf reeds voldoende om aan te nemen dat 3D aansprakelijk is voor die schade.

Daartoe is immers ook vereist dat 3D in enig opzicht een fout, te weten onrechtmatige daad die aan haar kan worden toegerekend, heeft begaan jegens Stedin.”

Beschouwing
In deze zaak was waarschijnlijk niet een beroep gedaan op de (risico)aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken zoals bedoeld in artikel 6:173 BW omdat lid 3 van dat artikel een uitzondering maakt voor luchtvaartuigen.

De vordering werd dus gegrond op (schuld)aansprakelijkheid in de zin van onrechtmatige daad. Ten aanzien van deze stelling was de rechtbank zoals gezegd van oordeel dat het Engelse bedrijf geen fout had begaan jegens Stedin.

Stedin had echter niet alleen gesteld dat sprake was van een (verwijtbare) fout, maar dat de schade ook  naar ‘verkeersopvattingen’ kon worden toegerekend aan het Engelse bedrijf. De rechtbank lijkt niet te zijn ingegaan op deze stelling, terwijl die stelling weldegelijk een grondslag zou kunnen zijn voor aansprakelijkheid. Ten aanzien van toerekening krachtens verkeersopvattingen geldt dat deze slechts in een beperkt aantal gevallen kan plaatsvinden. De aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad is en blijft immers primair een schuldaansprakelijkheid. Dat brengt mee dat er, voor een dergelijke toerekening, sprake moet zijn van zodanige omstandigheden dat de gevolgen van de daad in redelijkheid niet voor rekening van de benadeelde gebracht kunnen worden.

Een dergelijke omstandigheid kan ook zijn gelegen in een plotseling optredend en zelfs voordien verborgen gebleven gebrek. Dit is slechts anders indien dit gebrek dermate onwaarschijnlijk is dat daar in redelijkheid geen rekening mee gehouden hoeft te worden (zie bijvoorbeeld rechtbank Leeuwarden, ECLI:NL:RBLEE:2004:AO6070).

In de zaak tussen Stedin en het Engelse bedrijf was het dus (ook) de vraag of met het handelen van het Engelse bedrijf sprake was van zodanige omstandigheden dat de gevolgen van de daad in redelijkheid niet voor rekening van Stedin gebracht kunnen worden.

De rechtbank Rotterdam heeft nagelaten deze overwegingen te maken. Of dat ten onrechte is hangt af van hetgeen namens Stedin is gesteld, maar dit biedt wel (nieuwe) mogelijkheden in een eventueel hoger beroep.

Peter van Huizen & Sebastiaan van de Kant