Op 21 november 2014 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of (en onder welke omstandigheden) de tweejarige verjaringstermijn, die geldt bij aanvaring (zie artikel 8:1793 BW), kan worden ingeroepen tegen een vordering van een netbeheerder als gevolg van een beschadiging van een hoogspanningskabel.
In deze zaak ging het om een provincie die aan een hoofdaannemer opdracht had gegeven tot het aanleggen van een beschoeiing aan de oever van een rivier. De hoofdaannemer had deze opdracht vervolgens uitbesteed aan een onderaannemer. Deze onderaannemer had met behulp van een rupskraan vanaf een drijvend ponton beschoeiingspalen in de rivier aangebracht.
Tijdens de werkzaamheden van de onderaannemer was een hoogspanningskabel van een netbeheerder beschadigd geraakt doordat de onderaannemer te lange beschoeiingspalen had gebruikt.
Ter vergoeding van de schade had de netbeheerder de hoofdaannemer aangesproken op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW) met het verwijt dat de hoofdaannemer de zorgplicht had geschonden door niet na te gaan waar de ondergrondse kabels lagen en door onvoldoende erop toe te zien dat de onderaannemer met de aanwezigheid van die kabels rekening hield.
Vervolgens deed de hoofdaannemer een beroep op de tweejarige verjaringstermijn zoals bedoeld in artikel 8:1793 BW. De schade was volgens de hoofdaannemer veroorzaakt door werkzaamheden vanaf een ponton, hetgeen een binnenschip is in de zin van de wet, waarbij de korte tweejarige verjaringstermijn geldt in plaats van de vijfjarige verjaringstermijn die geldt in het geval van een onrechtmatige daad.
Zowel bij de rechtbank als in hoger beroep slaagde dit verweer van de hoofdaannemer. Het hof merkte daarbij op dat als er sprake is van een samenloop van wettelijke grondslagen (in casu dus enerzijds onrechtmatige daad en anderzijds aanvaring) de korte verjaringstermijn voor gaat. Het hof oordeelde als volgt:
‘De omstandigheid dat voor een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad een lagere verjaringstermijn geldt (artikel 3:310 BW) dan voor een vordering tot schadevergoeding uit aanvaring (artikel 8:1793 BW), brengt onvermijdelijk mee dat Liander kortere verjaringstermijn van artikel 8:1793 BW, die strekt ter bescherming van de aansprakelijk gestelde partij, niet kan ontwijken door haar vordering te baseren op onrechtmatige daad, zodat de wettelijke regeling in zoverre, ongeacht de vraag of samenloop van onrechtmatige daad en aanvaring mogelijk is, exclusief van toepassing is (vgl. Hoge Raad 15 juni 2007, NJ2007, 621 (Zwarte Meer)). Dat wordt niet anders waar Liander, in verband met de beschadiging van de kabel ten gevolge van het ter plaatse … met te lange beschoeiingspalen, niet [a] aanspreekt, maar KWS uit hoofde van dier eigen onrechtmatige daad of een onrechtmatige daad van een niet ondergeschikte, die in haar opdracht werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van KWS verricht.’
Tegen dit arrest van het hof is cassatie ingesteld. De netbeheerder voerde daarbij aan dat zij de hoofdaannemer niet alleen op grond van een onrechtmatige daad van de niet ondergeschikte onderaannemer had aangesproken, maar ook op grond van een eigen onrechtmatige daad van de hoofdaannemer en dat de hoofdaannemer in dat geval niet de tweejarige verjaringstermijn behorende bij aanvaring kan tegenwerpen. Dit argument slaagt.
De Hoge Raad bevestigt dan wel haar eerdere jurisprudentie dat in geval samenloop van onrechtmatige daad met aanvaring de wettelijke regeling inzake aanvaring exclusief van toepassing is, maar de Hoge Raad oordeelt vervolgens dat van een dergelijke samenloop in deze zaak geen sprake is omdat de hoofdaannemer ook op grond van het gestelde eigen onrechtmatige handelen is aangesproken. De vordering die de netbeheerder tegen de hoofdaannemer heeft ingesteld, betreffen dus verwijten van een andere aard dan die welke verband houden met het gebruik van schepen (of pontons dus).
Anders gezegd: dat het onrechtmatige handelen van de onderaannemer is verricht vanaf een ponton, wil niet zeggen dat het onrechtmatige handelen van de hoofdaannemer zelf eveneens is verricht vanaf een ponton. Als het eigen onrechtmatige handelen van de hoofdaannemer niet is verricht vanaf een (in casu) ponton, terwijl de hoofdaannemer (ook) op grond van dat eigen onrechtmatige handelen wordt aangesproken, dan is die vordering dus niet ook gebaseerd op aanvaring en is er dus geen sprake van samenloop.
Omdat in dat geval gewoon sprake is van een rechtsvordering op grond van onrechtmatige daad is de bijbehorende verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing.
Peter van Huizen & Sebastiaan van de Kant
Kabel- en leidingschade: wel of niet een beroep op de tweejarige verjaringstermijn?
Op 21 november 2014 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of (en onder welke omstandigheden) de tweejarige verjaringstermijn, die geldt bij aanvaring (zie artikel 8:1793 BW), kan worden ingeroepen tegen een vordering van een netbeheerder als gevolg van een beschadiging van een hoogspanningskabel.In deze zaak ging het om een provincie die aan een hoofdaannemer opdracht had gegeven tot het aanleggen van een beschoeiing aan de oever van een rivier. De hoofdaannemer had deze opdracht v...
Leestijd
Auteur artikel
Peter van Huizen
Gepubliceerd
28 november 2014
Laatst gewijzigd
16 april 2018