1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Niet voor alle WKO-systemen gelden dezelfde voorschriften

Niet voor alle WKO-systemen gelden dezelfde voorschriften

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft 30 juni jongstleden een belangrijke uitspraak gedaan over   warmte-koude opslag (WKO). Bij verlening of aanpassing van een vergunning voor WKO mogen  niet voor alle soorten systemen altijd dezelfde voorschriften worden gesteld.Bij besluit van 25 januari 2005 heeft het college van Gedeputeerde Staten (hierna: het college) krachtens de toen geldende Grondwaterwet aan Eneco Milieu een vergunning verleend voor het onttrekken en infiltrer...
Leestijd 
Auteur artikel Maarten Baneke (uit dienst)
Gepubliceerd 03 november 2010
Laatst gewijzigd 16 april 2018
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft 30 juni jongstleden een belangrijke uitspraak gedaan over   warmte-koude opslag (WKO). Bij verlening of aanpassing van een vergunning voor WKO mogen  niet voor alle soorten systemen altijd dezelfde voorschriften worden gesteld.

Bij besluit van 25 januari 2005 heeft het college van Gedeputeerde Staten (hierna: het college) krachtens de toen geldende Grondwaterwet aan Eneco Milieu een vergunning verleend voor het onttrekken en infiltreren van grondwater ten behoeve van een koude- en warmterecirculatiesysteem. Het college heeft met toepassing van artikel 23 van de Grondwaterwet bij besluit van 12 mei 2009 de voorschriften gewijzigd die aan deze vergunning waren verbonden. Volgens de gewijzigde voorschriften dient onder meer het recirculatiesysteem energetisch in evenwicht te zijn, waarbij een marge geldt van vijf tot tien procent. Het standpunt van het college is dat vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid voor alle warmte-koude opslagen dezelfde regels gelden.

Eneco heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college tot wijziging van de voorschriften. Volgens Eneco heeft het college ten onrechte de voorschriften aan de vergunning verbonden, en vordert de bescherming van de bij het grondwater betrokken belangen niet generiek dat een inrichting voor warmte-koude opslag energetisch in evenwicht moet zijn op de wijze als in de voorschriften is bepaald. Voor het gewijzigd beleid van het college en de uitwerking daarvan bestaat volgens haar geen wetenschappelijke onderbouwing. Ter onderbouwing verwijst zij naar het in haar opdracht opgesteld deskundigenadvies. Uit dit advies volgt dat het voor een goede werking van recirculatiesystemen als het onderhavige, anders dan voor reguliere WKO-systemen, niet nodig is dat er een sluitende energiebalans is. Het onttrokken grondwater wordt door de grondwaterstroming steeds ververst en blijft daarom op een constante temperatuur. Anders dan bij een reguliere WKO, wordt het systeem niet door een juiste toevoer van warm of koud water in stand gehouden.
Voorts volgt uit het deskundigenadvies dat het aannemelijk is dat bij een recirculatiesysteem als het onderhavige de effecten op de bodem en het grondwater van een onbalans tot 30% (tussen warmte en koude) niet noemenswaardig verschillen van de effecten die optreden bij een energetisch evenwicht. Met de voorschriften die oorspronkelijk aan de verleende vergunning waren verbonden werden de bij het grondwater betrokken belangen volgens haar dus al voldoende beschermd.

Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel door het college ten aanzien van recirculatiesystemen als het onderhavige in redelijkheid niet de vermelde eis van een thermische balans had kunnen worden gesteld. De Afdeling vernietigt het besluit van het college voor zover hierbij de voorschriften, zoals die oorspronkelijk waren verbonden aan de verleende vergunning, zijn gewijzigd.

Uit deze uitspraak blijkt dat de Raad van State nauwkeurig kijkt naar het doel dat met bepaalde voorschriften wordt bereikt en dat een neutrale energiebalans geen automatisch uitgangspunt is.

Meer informatie over dit onderwerp kan worden verkregen bij Maarten Baneke,  024 – 381 31 86