1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Nieuwe schadepost in schadestaatprocedure

Nieuwe schadepost in schadestaatprocedure

HR 25 januari 2013, LJN: BY1071 Ten aanzien van een bepaalde schadepost (omzetschade in de periode 1995-1998) is in een schadestaatprocedure discussie ontstaan over de vragen of de schade voor het eerst in de schadestaatprocedure aan de orde kan worden gesteld en of een vordering ten aanzien van deze schade is verjaard.Eiser is een gerberateler en heeft in 1995 van verweerster een ontsmettingsunit geleverd gekregen. Vanaf 1998 heeft zich schimmelvorming voorgedaan. De rechtbank en vervolgens...
Leestijd 
Auteur artikel Judith van der Winden-van der Vlies
Gepubliceerd 20 februari 2013
Laatst gewijzigd 16 april 2018
HR 25 januari 2013, LJN: BY1071 

Ten aanzien van een bepaalde schadepost (omzetschade in de periode 1995-1998) is in een schadestaatprocedure discussie ontstaan over de vragen of de schade voor het eerst in de schadestaatprocedure aan de orde kan worden gesteld en of een vordering ten aanzien van deze schade is verjaard.Eiser is een gerberateler en heeft in 1995 van verweerster een ontsmettingsunit geleverd gekregen. Vanaf 1998 heeft zich schimmelvorming voorgedaan. De rechtbank en vervolgens het hof hebben de vordering van eiser strekkende tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat, toegewezen omdat de ontsmettingsunit niet aan de overeenkomst voldeed (de stralingsintensiteit was te gering en er werd niet voldaan aan de voorgeschreven kwaliteitsrichtlijn).

Eiser stelt vervolgens in de schadestaatprocedure voor het eerst aan de orde dat zij niet pas na de schimmelinfectie schade heeft geleden als gevolg van de tekortkoming aan de besmettingsunit, maar reeds sinds ingebruikname ervan in 1995. Hiertegen wordt verweer gevoerd, omdat in de hoofdprocedure de discussie zich zou hebben geconcentreerd op de tekortkoming, de schade na de schimmelinfectie en het oorzakelijk verband daartussen.

Volgens vaste rechtspraak kunnen slechts die schadeposten in een schadestaatprocedure aan de orde komen die zijn veroorzaakt door de in de hoofdprocedure vastgestelde tekortkomingen.

De rechtbank begroot de schade, ook over de periode 1995-1998 (dus voorafgaand aan de schimmelinfectie). Het hof is het hier vervolgens niet mee eens en oordeelt dat alhoewel er aanwijzingen zijn dat de ontsmettingsunit reeds qua ontwerp ondeugdelijk was en niet aan de opgegeven specificaties voldeed – en dus vanaf 1995 ondeugdelijk moet zijn geweest – dit niet in rechte is vastgesteld nu dit geen onderwerp van het processuele debat in de hoofdprocedure was. De tekortkoming in de periode 1995 – 1998 is volgens het hof niet komen vast te staan en de schade daaruit voortvloeiende kan dan ook niet aan de orde worden gesteld.

Dat het hof in de hoofdprocedure heeft overwogen dat de ontsmettingsunit  niet aan de overeenkomst voldeed, is voor de Hoge Raad evenwel voldoende reden om ervan uit te gaan dat dit betrekking heeft op de periode vanaf het moment van de levering in 1995. Hierdoor staat de tekortkoming over de periode 1995-1998 vast. Van een eventuele verjaring kan vervolgens ook geen sprake zijn, aangezien de verjaring wordt geacht te zijn gestuit met het instellen van de hoofdprocedure. De HR vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak voor verdere behandeling en beslissing.