1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering vs. schadevergoeding

Particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering vs. schadevergoeding

Een slachtoffer dat letsel oploopt en daardoor arbeidsongeschikt raakt kan – indien hij/zij vooraf een arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgesloten – aanspraak maken op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Daarnaast kan het slachtoffer een procedure starten tegen de aansprakelijke persoon in kwestie en schadevergoeding eisen.De vraag die daarbij regelmatig opkomt in procedures is of de uitkeringen uit de arbeidsongeschiktheidsverzekering van het slachtoffer in aanmerking komen voor...
Leestijd 
Auteur artikel Imke Vadokas-Hofmans
Gepubliceerd 23 september 2016
Laatst gewijzigd 16 april 2018
Een slachtoffer dat letsel oploopt en daardoor arbeidsongeschikt raakt kan – indien hij/zij vooraf een arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgesloten – aanspraak maken op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Daarnaast kan het slachtoffer een procedure starten tegen de aansprakelijke persoon in kwestie en schadevergoeding eisen.

De vraag die daarbij regelmatig opkomt in procedures is of de uitkeringen uit de arbeidsongeschiktheidsverzekering van het slachtoffer in aanmerking komen voor verrekening van genoten voordeel op voet van het bepaalde in artikel 6:100 BW. Uit artikel 6:100 BW volgt dat wanneer eenzelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd, dat voordeel, voor zover dit redelijk is, bij de begroting van de schade op de schade in mindering moet worden gebracht.

Gezichtspunten ten aanzien van verrekening
Uitgangspunt van de Hoge Raad was lange tijd dat uitkeringen uit hoofde van sommenverzekeringen niet verrekend mogen worden bij de vergoeding van letselschades (vgl. HR 28 november 1969, NJ 1970, 172).

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 oktober 2010 (NJ 2013, 81 (Verhaeg/Jenniskens)) voornoemd uitgangspunt genuanceerd en een aantal gezichtspunten gegeven aan de hand waarvan een rechter kan beoordelen of verrekening als bedoeld in artikel 6:100 BW redelijk is. Deze gezichtspunten luiden als volgt:

  1. Uitkeringen uit een sommenverzekering komen alleen voor verrekening in aanmerking indien de periodieke uitkering strekt tot vergoeding van dezelfde (inkomens)schade die de aansprakelijke persoon dient te vergoeden;

  2. Geschiedt de uitkering uit hoofde van een schadeverzekering, dan is – mits aan a voldaan is – verrekening in beginsel mogelijk, nu de verzekeraar tot het beloop van het door hem betaalde bedrag in de (regres)rechten van verzekerde subrogeert en dus de aansprakelijke voor dat bedrag kan aanspreken;

  3. Uitkeringen uit een sommenverzekering komen in beginsel niet voor verrekening in aanmerking als de verzekering door de benadeelde zelf (of een ander buiten de sfeer van de aansprakelijke persoon) is gesloten en betaald;

  4. Is de premie voor de sommenverzekering door de aansprakelijke betaald kan dat reden vormen om tot verrekening over te gaan;

  5. Uitkeringen uit een sommenverzekering komen in het algemeen niet voor verrekening in aanmerking als de aansprakelijkheid is gedekt door een (aansprakelijkheids)verzekering;

  6. Bij risicoaansprakelijkheid (en een mindere mate van verwijtbaarheid) is verrekening eerder mogelijk dan bij schuldaansprakelijkheid (of een grote(re) mate van verwijtbaarheid).


De Hoge Raad heeft bij voornoemde gezichtspunten een duidelijk onderscheid gemaakt tussen uitkeringen uit een schadeverzekering en uit een sommenverzekering (in deze zaak was een collectief afgesloten ongevallenverzekering aan de orde). Ten aanzien van particuliere verzekeringen kan niet in zijn algemeenheid worden gezegd of dit schadeverzekeringen of sommenverzekeringen zijn. Hartlief concludeert in zijn noot onder het arrest dat verrekening met een uitkering uit sommenverzekering in geval van letselschade “daadwerkelijk uitzondering” zal zijn.

Recente jurisprudentie

Rechtbank Oost-Brabant (19 maart 2015, ECLI:NL:RBOBR:2015:1904)
In de zaak die speelde voor deze rechtbank was sprake van een verzekering met een gemengd karakter. De door benadeelde afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering was volgens de rechtbank deels ‘onmiskenbaar’ een schadeverzekering. In de betreffende verzekeringspolis was een relatie gelegd tussen de omvang van de uitkering en het feitelijk inkomen van de verzekerde voor en na het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid.

Voor de rechtbank vormde het feit dat de verzekering belangrijke kenmerken had van een schadeverzekering een belangrijke grond om verrekening toe te staan, omdat benadeelde anders (een deel van) zijn inkomensschade tweemaal vergoed zou krijgen.

Rechtbank Den Haag (24 maart 2015, JA 2015, 100)
In de zaak die voorlag bij de rechtbank Den Haag ging het wel om een zuivere sommenverzekering, maar werd desalniettemin verrekening toegestaan.

De rechtbank wijkt daarbij af van de hiervoor genoemde gezichtspunten van de Hoge Raad en oordeelt dat de gezichtspunten c en e niet aan verrekening in de weg staan in geval het uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering betreffen. Van doorslaggevend belang acht de rechtbank de omstandigheid dat is voldaan aan gezichtspunt a, namelijk dat de periodieke uitkering strekt tot vergoeding van dezelfde (inkomens)schade.

Rechtbank Oost-Brabant (27 juli 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:4616)
De rechtbank Oost-Brabant heeft recent beslist dat in de kwestie die voorlag geen op redelijkheid gebaseerde grond aanwezig is om de uitkeringen die het slachtoffer ontvangen heeft uit hoofde van zijn particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering (waarvan vaststaat dat het een ‘zuivere’ sommenverzekering betreft) bij de vaststelling van de schade in rekening te brengen.

De rechtbank heeft verder onderstreept dat er geen vaste lijn in de jurisprudentie en literatuur bestaat die inhoudt dat uitkeringen uit een ‘klassieke’ arbeidsongeschiktheidsverzekering op voet van artikel 6:100 BW verrekend mogen worden.

De voornoemde uitspraak van de rechtbank Den Haag maakt het voorgaande niet anders, nu volgens de rechtbank de gezichtspunten zoals opgesomd door de Hoge Raad (wel) ook gelden ingeval van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. Uit de aanhef van rechtsoverweging 3.5.3 zou namelijk af te leiden zijn dat de Hoge Raad bedoeld heeft uitgangspunten te formuleren die gelden in alle gevallen waarin sprake is van letselschade en het gaat om een voordeel dat bestaat in een verzekeringsuitkering.

Conclusie
In de jurisprudentie zijn – zoals ook uit de hierboven besproken recente uitspraken volgt – twee stromingen te ontwaren of de gezichtspunten uit het arrest Verhaeg/Jenniskens ook van toepassing zijn op het al dan niet verrekenen van de uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Allereerst bestaat de lijn dat wanneer het om uitkeringen uit een sommenverzekering gaat, waarvoor de premie niet is voldaan door de aansprakelijke terwijl diens aansprakelijkheid verzekerd was, er behoudens bijzondere omstandigheden niet verrekend mag worden. De andere trend is (vooralsnog) af te leiden uit uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant: voor verrekening is voldoende wanneer de schade en het opkomend voordeel uit dezelfde gebeurtenis voortvloeien.

Het is dus wachten hoe de jurisprudentie zich verder ontwikkelt en of de Hoge Raad zich op enig moment uitlaat c.q. kan uitlaten over de vraag of zijn overwegingen in het Verhaeg/Jenniskens-arrest ook gelden voor de verrekening van uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering.