1. Home
  2. Kennis
  3. Artikelen
  4. Smartengeld bij een onrechtmatige inbreuk op het familieleven

Smartengeld bij een onrechtmatige inbreuk op het familieleven

In 2019 heeft de Hoge Raad in twee arresten de voorwaarden voor een vergoeding in geval van een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” ex artikel 6:106 sub b BW (nader) uiteengezet. Hoe worden deze criteria toegepast in de feitenrechtspraak? Onderstaand vonnis draait om een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven.
Leestijd 
Auteur artikel Pauline Janssen
Gepubliceerd 28 mei 2020
Laatst gewijzigd 02 juni 2020

Inleiding

Er zijn situaties waarin een benadeelde geen lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen, maar op een dusdanige wijze “in zijn persoon wordt aangetast”, dat de daardoor geleden immateriële schade mogelijk voor vergoeding (door middel van smartengeld) in aanmerking komt.

In 2019 heeft de Hoge Raad in twee arresten de voorwaarden voor een vergoeding in geval van een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” ex artikel 6:106 sub b BW (nader) uiteengezet (ECLI:NL:HR:2019:376 (EBI-arrest) en ECLI:NL:HR:2019:1278 (Groningse aardbevingsschade-arrest)).

Volgens de Hoge Raad dient voor een dergelijke vergoeding sprake te zijn van (1) een bijzonder ernstige normschending en (2) relevante nadelige gevolgen. Die nadelige gevolgen dienen (3) in beginsel te worden onderbouwd, maar (4) kunnen gezien de aard en de ernst van de normschending zó voor de hand liggen, dat een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” kan worden aangenomen. Van een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” is niet reeds sprake “bij de enkele schending van een fundamenteel recht”, concludeert de Hoge Raad (zie hierover ook deze blog).

Hoe worden deze criteria toegepast in de feitenrechtspraak? Het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 april 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:3874, draait om een onrechtmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven.

Feiten en omstandigheden

In deze kwestie heeft de politie de 16-jarige kinderen van eiser, over wie eiser het gezag had en die bij hem hun hoofdverblijfplaats hadden, midden in de nacht uit de woning van eiser meegenomen. Dit gebeurde op advies van een Stichting die als meldpunt voor huiselijk geweld fungeert. De volgende dag zijn de kinderen van eiser afgereisd naar hun moeder in de Verenigde Staten van Amerika.

Eiser heeft zowel de politie als de Stichting gedagvaard en vordert (onder andere) smartengeld wegens een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” in de zin van artikel 6:106 sub b BW.

Onrechtmatigheid

Bij tussenvonnis (ECLI:NL:RBDHA:2019:7162) heeft de rechtbank geoordeeld dat de politie en de Stichting onzorgvuldig en onrechtmatig jegens eiser hebben gehandeld, onder andere omdat de kinderen zonder toestemming van eiser en zonder machtiging van een kinderrechter zijn meegenomen. Er is sprake van een schending van artikel 8 EVRM (het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven), zo concludeert de rechtbank.

Aantasting in zijn persoon op andere wijze

Nu de politie en de Stichting hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens eiser, is de vervolgvraag of eiser (onder andere) immateriële schade heeft geleden.

Eiser stelt dat hij “in zijn persoon is aangetast” doordat hij van het ene op het andere moment het contact met zijn kinderen heeft verloren en hij geen feitelijke bijdrage heeft kunnen leveren aan hun opvoeding en verzorging. Eiser stelt dat hij hiervan verdriet heeft en levensvreugde derft en dat hij na het vertrek van de kinderen onder behandeling is geweest bij een psycholoog.

Volgens de rechtbank volgt onder andere uit voornoemde uitspraken van de Hoge Raad dat een ernstige schending van het uit artikel 8 EVRM voortvloeiende recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, een zelfstandige grond voor toekenning van immateriële schade kan opleveren.

Vervolgens oordeelt de rechtbank dat er in deze kwestie sprake is van een “ernstige en ontoelaatbare inbreuk” op de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven van eiser, dat wil zeggen “een van de meest fundamentele rechten van de burger in zijn verhouding tot de overheid”. De politie is hierbij haar bevoegdheden “verre te buiten gegaan”, zo oordeelt de rechtbank.

Een dergelijke inbreuk heeft “rechtstreekse gevolgen voor eiser zelf”. Er is sprake van een “ernstig geschokt rechtsgevoel van de burger die zich, in de situatie waarin de politie haar werkzaamheden uitoefent, geconfronteerd ziet met een schending van zijn rechten als met ouderlijk gezag belaste ouder en een abrupt vertrek van de kinderen naar de VS zonder dat hij hiervan wist en zonder de gelegenheid om afscheid te nemen.” Volgens de rechtbank is het “aannemelijk dat eiser door de inbreuk ongerustheid en spanning heeft ervaren.”

Aldus hebben de onrechtmatige gedragingen van zowel de politie als de Stichting geleid tot een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” van eiser en wordt smartengeld toegekend.

Conclusie

De rechtbank oordeelt dat sprake is van (1) een ernstige en ontoelaatbare inbreuk op de rechten van eiser. Ten aanzien van de (2) nadelige gevolgen is de rechtbank kennelijk van oordeel dat (3) het niet nodig is dat deze worden onderbouwd, omdat (4) de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat deze kunnen worden aangenomen. Aldus is er sprake van een “aantasting in zijn persoon op andere wijze” en slaagt de vordering.